12
26 januari 1961.
Minstens even belangrijk is het contact tussen de ambtenaren en dege-
nen, die om welke reden dan ook met de gemeente te maken krijgen. Wij
kennen wat dat betreft in het nabije verleden goede en kwade contacten.
Ik houd er niet van om in een algemene formulering alle ambtenaren te
danken voor hun werk; dat is me te vaag. Maar de zeer vele ambtenaren,
die in welke functie ook, het publiek welwillend zijn tegemoet getreden,
verdienen daarvoor onze grote dank, want mede zij zorgen, dat Heemstedé
een goede woongemeente blijft.
Er zijn onder de gewone burgers vele eenzamen, die schreeuwen om
contact. Contact, ook met overheidslichamen waar zij mee te maken krij-
gen, kan soms voor hen van grote waarde zijn en ik ben dan ook blij, dat
men te Heemstede, wanneer men daar op het raadhuis komt, plezierig en
prettig wordt ontvangen. Dat geldt niet aileen voor het raadhuis, maar ook
voor vele andere gemeentelijke instanties.
Nu nog enkele, tot dusver onbesproken, algemene punten naar aan-
leiding van de begrotingsstukken.
Ik refereer voor de nog steeds ongeregelde financiële verhouding tussen
Rijk en Gemeenten en voor het tekort aan financiën aan hetgeen een ieder
onzer daarover vorige jaren heeft gezegd en aan de kort geleden gehou-
den redevoeringen van de burgemeesters van Amsterdam, Den Haag,
Utrecht, Heemstede en Usquert en vele andere. Wij blijven hopen op een
wet in de naaste toekomst en een voor de gemeenten gunstige wijziging
van deze wet in een iets verdere toekomst. Maar als wij dan hierover uit-
gehuild zijn, om met Wim Kan te spreken laten wij dan maar op-
nieuw beginnen. Want het is bepaald niet waar, dat er voor de gemeenten
ook nu niets te doen zou zijn. Daten wij ons niet te veel verschuilen
achter het gebrek aan geld, want men mocht ons eens verwijten, dat wij
dit doen uit een zekere gemakzucht
Met het beleid, door het college gevolgd bij het opstellen van de be-
groting, kan mijn fractie zich in algemene zin verenigen. Dat uiteindelijk
een tekort van 170.000,uit de bus komt is aanvaardbaar, gezien de
omstandigheid dat daarbij nog geen rekening is gehouden met' de nieuwe
financiële verhouding tussen rijk en gemeenten en gelet op het respecta-
bele bedrag van 5,8 miijoen, als het totaal van uitgaven. Meer discussia-
bel zijn uiteraard de beleidslijnen voor de verdere toekomst. Met belang-
stelling namen wij kennis van de lijst van urgente werken met ruwe in-
vesteringsbedragen, vermeld onder punt 7 van het afdelingsverslag. Uw
college blijft huiverig voor het geven van een rangorde van urgentie en
zulks begrijp ik ook wel enigszins, maar wanneer ik het lijstje zo zie,
dan wil ik daarover het volgende zeggen. Laat het college nu eerst eens,
dit jaar, met volle overgave heenzitten achter het tot stand komen van
de zwemvijvers en de sporthal; ik weet wei, dat burgemeester en wethou-
ders dat niet in eigen hand hebben, maar ook hier geldt; drammen en
doordouwen! Laten wij daarnaast plannen opzetten voor het nieuwe poli-
tiebureau, waarbij ik de ruwe raming van 1.000.000,aanzienlijk te
hoog acht. Als wij in het thans aangevangen jaar begonnen zijn aan de
bouw van de zwemvijvers en de sporthal en het plan voor het politie-
bureau geheel gereed hebben, ben ik over een jaar tevreden; anders niet.
Over „voldaan" spreken wij maar niet eens.
Mede met het oog op de kapitaalsobjecten wenst Uw college de straat-
belasting te verhogen. Dit voorstel is uiteraard in onze fractie grondig be-
sproken. Ik wil er het volgende van zeggen. Ieder voorstel tot wijziging
van de belasting heeft een principiële en een practische zijde. Voor ons is
in de diepste grond de mate van belastingheffing een practische vraag, te
weten: hoeveel heeft de overheid van de burgers nodig om de overhei'ds-
taak naar behoren te vervullen. Reeds hier, vindt een scheiding der gees-
ten plaatst, want wij zijn huiverig voor de belasting als instrument voor