14
26 januari 1961.
een blik van medelijden, afgrijzen of verwondering, nooit van bewondering.
Op zichzelf is dat een probleem, maar voor het zieleheil van de raadsleden
îs het voortreffelijk. Dat mijn fractie en naar ik meen te hebben be-
merkt ook de andere leden van de raad met vreugde aan dit werk
deelneemt is niet alleen gegrond op de overtuiging, dat het nuttig en no-
dig is, maar zeker ook een gevolg van de goede persoonlijke verhoudingen
in ons college, waaraan Uw leiding niet vreemd is. Daarom gaan wij ook in
dit nieuwe jaar met animo aan de slag.
De heer Verhoeven zegt:
Mijnheer de Voorzitter,
Wanneer men zich in zijn leven open stelt voor alles wat er in het leven
te leren valt, dan vergaart men allerhande kennis. Overal pikt men een
graantje mee, hoewel men niet in staat is overal tot de wortel van de din-
gen door te dringen. Dat oppikken van kennis is dus niet een systematisch
rangschikken van het waargenomene volgens een vast plan. Het systemati-
seren van de dingen moge aan specialisten voorbehouden blijven. Ergens
is overigens iedereen specialist in een bepaald aspect van het volle leven
en er zijn er maar weinigen, die op zeer vele terreinen zich deskundig
kunnen noemen en het ook zijn.
Het ligt aan het type mens, dat men is, of men zich beperkt tot een
enkel gebied van het denken en zich daarin specialiseert, dan wel of men
over een veel groter terrein overal iets opsteekt. Naar mijn bescheiden
mening behoor ik tot dat type mensen, dat tracht naast op een klein
terrein alles van iets, op een groot terrein iets van alles te leren en als
zodanig gelieve U mij dan ook te verontschuldigen, wanneer ik in het
kader van de algemene beschouwingen over de gemeentebegroting, gele-
genheid meen te vinden om eens niet alléén over die begroting te praten,
maar over de plaats van de gemeentebelangen in het grote geheel varî
wereldpolitiek en landspolitiek om na deze rondvlucht weer veilig op het
gebied van die specifieke gemeentebelangen te landen.
Ik weet, dat de fractie van de P.v.d.A. in deze raad het niet nodig vindt,
dat de raad zich bij de algemene beschouwingen bezig houdt met nationale
of internationale zaken, die niet rechtstreeks met gemeentezaken te maken
hebben. Ik kan mij dat, zeker dit jaar, levendig indenken, maar het spijt
mij, dat dit mij niet kan weerhouden.
Ik zei zoëven, dat dit zich beperken tot een klein terrein of dat zich
zonder detailkennis trachten te bewegen op een groter gebied, ligt aan
het type mens en daarmee heb ik me dus op psychologisch gebied bege-
ven. Wat dieper daarop ingaan betekent niet een uitputtend behandelen,
een uitputtend vaststellen, dat wij, zoals wij hier zitten, allemaal vogels
van diverse pluimage zijn. Maar het is nodig om dat toch even te con-
stateren. Eénmaal per jaar laat Uw straffe leiding, mijnheer de voorzit-
ter, dit toe en ik wil daarvan gebruikmaken omdat het tot een beter be-
grip van elks standpunt in de discussies van het gehele volgende jaar kan
leiden.
Ik houd ervan, te constateren, dat wij allemaal een verschillend soort
mensen zijn, dat wij allemaal tot een verschillend type mens behoren met
een oneindig aantal variaties en permutaties. De moderne typologie, als
onderdeel van de psychologie, is er zelfs in geslaagd (naar mijn mening)
om dat te verklaren uit de samenstelling van elks hoeveelheid hormonen.
Zij is er in geslaagd om de grove verdeling van de mensen in pycnische
typen aan de ene zijde met als ander uiterste de asthenische typen, te
verbinden met een indeling van de mensentypen van schizofrenen enerz'ijds
en manisch-depressieven aan de andere kant. U weet, dat dat bepaalde
vormen van krankzinnigheid zijn en met een variant op een bekend ge-