26 januari 1961.
15
zeg-de: „entre ces deux nos moeurs balancent" (tussen deze twee uitersten
balanceren onze zeden en gewoonten). De indeling in pycnische en asthe-
nische typen tracht, zoals U weet, het type van een mens naar zijn uiter-
lijk af te leiden. Zo is bijvoorbeeld mijn type in grote mate naar het
pycnische gericht: volbloedig, explosief, kleine ogen, blozende gelaats-
kleur, gezet (om van dik maar niet te spreken). Ik hoop, dat de heer
Rutgers het mij niet kwalijk zal nemen als ik hem als voorbeeld met het
asthenische type vergelijk: Iange gelaatsvorm, grote ogen, niet explosief,
maar weloverwogen, wat blekere gelaatskleur, geneigd tot detaillering,
zelfs tot in komma's en punten van gemeente-verorderingen!
Die indeling is niet een absolute, er zijn door de oneindig variërende
samenstelling van onze hormonen oneindige varianten in de types mogelijk
en ik hoop, dat de heer Rutgers mij nu aanstonds niet manisch depressief
wil gaan noemen, terwijl ik uitdrukkelijk verklaar, dat ik hem niet tot de
schizofrenen reken.
Dit alles diende slechts, om met een tweetal voorbeelden aan te tonen,
dat iedereen zo zijn eigen benadering van de problemen heeft, de een wat
exacter, wat meer gespecialiseerd, de ander zich met minder exactheid op
een breder vlak bewegend. Ik heb me, zoals U ziet, bij het prepareren van
wat ik hedenmorgen zou gaan zeggen zonder een tittel of jota te weten van
wat de heer Rutgers zou gaan opdienen, reeds de stijl gerealiseerd, waarin
hij ons in zijn uitstekende rede (dat wist ik ook al reeds) zou gaan toe-
spreken.
Ik sla mijn vleugels wat wijder uit, daar heb ik U in het voorgaande
al reeds op voorbereid, maar ik beloof, dat ik mij toch nog zal beperken.
Ik zou over de internationale politiek toch wel wat willen zeggen. Ôp dit
ogenblik zou de journalist, die regelmatig verslag zou uitbrengen over de
internationale politieke gebeurtenissen, eigenlijk wel een cliché kunnen
gebruiken, waarop slechts de omschrijvingen: goed, beter, slecht, slechter
of onveranderd zouden kunnen worden ingezet met de aanduiding: „Ver-
zoeke het niet verwachte door te slaan". Het zijn toch immers voortdu-
rend dezelfde neuralgische punten, waarvan de onzekerheid uitgaat. Als
ik ze alfabetisch opstel dan zijn het: Algerije, België, Congo en Laos en
qua gewichtigheid zou ik zeggen staan ze de laatste tijd zelfs ôök in die
volgorde.
Het Algerijnse referendum is ten gunste van de Gaulle verlopen. Hoe-
wel de Algerijnse gordiaanse knoop nog niet is doorgehakt, is er toch een
lichtpunt doordat de FLN een wat minder intransigente houding schijnt
aan te nemen.
In België schijnt de toestand zich iets te normaliseren, maar daar is
men toch nog ver van een werkelijke oplossing van de sociale- en binnen-
landse politieke problemen verwijderd.
In Congo zijn de toestanden verwarder dan ooit en de buitenstaander
kan nog steeds niet begrijpen wie tegen wie strijdt. Dag Hammerskjöld en
de UNO-troepen zijn om hun taak werkelijk niet te benijden.
Laos biedt aanleiding tot voortdurende hoofdpijn.
Wat vaststaat is, dat de Russen overal hun vinger in het spel hebben en
ervoor zorgen, dat het vuur blijft branden, waarop zij hun soep koken.
A1 die verschijnselen, zelfs niet met uitzondering van de Belgische onlus-
ten, zijn uitwerkingen van het wereldconflict tussen Oost en West, en
Kennedy, die nu pas geïnaugureerd is, ontvangt beslist geen gemakkélijk
erfdeel.
Wat ons Vaderland betreft, hebben wij zojuist een kabinetscrisis achter
de rug, die ondanks het sarcasme van Wim ,,Lijmen, geboren Kan" (want
zo zullen wij hem voortaan maar gaan noemen) in korte tijd gelukkig is
opgelost. Kabinetscrises zijn besüst niet bevorderlijk voor de regelmatige
voortgang der dingen, waar er in ons Vaderland nog zoveel problemen om