24
26 januari 1961.
de gemeente in 1962 zal kosten, te vinden uit het provenu der nieuwe
regeling van de financiële verhouding tussen rijk en gemeente."
Zo zijn ons nog enige tegenstellingen opgevallen, o.a. vraag 7, antwoord
2de alinea: „Het laat zich aanzien, dat in 1961 slechts een paar objecten
in uitvoering gebracht zullen worden", terwijl onder 5 gezegd wordt:
,,Geenszins denkbeeldig, dat rente, afschrijving en eventuele exploitatie-
kosten van al deze werken gelijktijdig op de gewone dienst der begroting
zullen drukken en niet alleen van deze werken, maar zeker nog van
talrijke andere, welke thans nog niet te voorzien waren". Hebben burge-
meester en wethouders hier toch even gespeeld met de gedachte, dat de
geldmiddelen wel mee zullen vallen
Het antwoord op 7 (slot) lijkt ons een geflatteerd beeld van de jaarlijk-
se lasten te geven. Hier is uitgegaan van een gemiddelde rentelast van
2% van het te investeren bedrag. Bij een rentepercentage van 4% zal
deze druk de eerstkomende jaren veel groter zijn.
De nota inzake het subsidiebeleid heeft, naar ik veronderstel, alle raads-
leden verheugd, al zal hier en daar nog wel eens een enkel puntje bijge-
slepen moeten worden. Dit is ook al door het college beaamd, waar burge-
meester en wethouders zich bereid verklaren aan een verdere verfijning
mee te werken. Maar een positief subsidiebeleid, zoals de nota beoogt,
waarbij zoveel mogelijk met vaste normen wordt gewerkt is buitenge-
woon belangrijk.
Het doet onze fractie genoegen, dat het college reeds voor 1961 rekening
wil houden met:
a. de verhoging van de bijdrage per verpleegdag in de kosten van uitzen-
ding van kinderen naar gezondheids- en vakantiekolonies.
b. de erkenningsbijdrage aan de Federatie van verpleeginrichtingen voor
langdurig zieken.
c. de verhoging van de subsidie voor de oudercommissie van f 25 op
f 40,—;
d. de verhoging van de subsidie voor de jeugdverenigingen van f 0,85 op
1,per lid.
e. de verhoging van de subsidie voor de bejaardenbonden van 30 op
40 van de ontvangen contributies.
Maar afgezien van enkele opmerkingen, die ik gaarne aan onze subsidie-
deskundige de heer Verkouw overlaat, heb ik grote waardering voor het
aanbieden en de samenstelling van de nota.
Bij punt 36 hebben wij wel even verbaasd onze wenkbrauwen opgetrok-
ken en ons afgevraagd wie deze plannen met constructiemoeilijkheden
hadden uitgedacht en hoe snel de problemen hierbij door nieuwe studie op-
gelost zullen worden. Het is ook niet onbelangrijk door wie de bovenwo-
ningen betrokken zuüen worden en hoe lang op deze huizen de toch waar-
schijnlijk bij dit bedrijf betrokkenen hebben te wachten.
Via deze bovenwoningen kom ik dan op de volkshuisvesting en het
bouwbeleid. Een onderwerp, waarvan de behandeling nogal précair is,
mââr belangrijk, belangrijk genoeg om oorzaak of aanleiding een
regeringscrisis te veroorzaken. En het doet mij genoegen, dat andere par-
tijen dan de P.v.d.A. zich in geweten verplicht voelden een motie in te
dienen tegen de gang van zaken, die voor een groot deel van onze bevol-
king zo ondermijnend werkt en het gezinsgeluk belemmert. Voor de wo-
ningwetwoningen moet de gemeente tevreden zijn met het toegewezen
contingent en ik kan volkomen begrijpen, dat het college van burgemees-
ter en wethouders ietwat wrevelig op vraag 43 antwoordt, ,,dat het een
weinig opwekkende bezigheid is, telkenjare weer te moeten vermelden, dat