26 januari 1961. 25 onze gemeente tot de bouw van 40 woningwetwoningen in staat zal worden gesteld." Ik hoop echter, dat deze wrevel niet wordt veroorzaakt door het stellen van een vraag over deze aangelegenheid, maar door het feit, dat burgemeester en wethouders niet meer künnen doen om in deze goedkope sector meer ingezetenen te helpen. Ons inziens is het echter een noodzaak overal in de openbaarheid de opstandigheid uit te spreken tegen een organisatie van de woningbouw, waarbij de meest noodzakelijke volks- woningen in zo beperkte mate gebouwd worden terwijl men de vrije hand heeft in de duurste sector, waar van een woningnood niet meer gesproken kan worden. Ons standpunt in deze is bekend genoeg en ik wil dit onder- werp niet volkomen uitputten, waar dit ook niet in de gemeenteraad thuis hoort. Wel meen ik, dat onder 43 niet alleen naar de plannen voor de woning- wetwoningen wordt gevraagd, maar ook naar de bestemming van de bouwrijpe eventueel bouwrijp te maken grond, het type en de grootte der woningen, die in de flats worden geprojecteerd. Mogelijkheden voor klei- nere woonruimten voor ouderen en alleenstaanden, die dit wensen. Dit laatste zeg ik met nadruk omdat men nooit het recht heeft oudere mensen „weg te halen" uit hun eigen en de door hen gewenste omgeving. Maar het aandringen op meer variatie in de typen der te bouwen woningen vindt zijn grond in de vraag naar beknoptere woongelegenheid enerzijds en naar grotere huizen dan de algemeen gangbare anderzijds. Wil men aan deze wensen tegemoetkomen dan vindt men de mogelijk- heid hiervoor bij het opstellen van uitbreidingsplannen en voor de raad bij de goekeuring of onthouding van de goedkeuring aan deze plannen. Misschien zou een intensere samenwerking tussen dagelijks bestuur en raad mogelijkheden kunnen bieden b.v. door een bespreking met de com- missie voor de volkshuisvesting voordat met de uitwerking van de plan- nen in grote lijnen wordt begonnen. Het is n.l. zo, dat het voor een raads- lid niet prettig is een plan op alle mérites en op het niet voldaan zijn aan eerder te kennen gegeven belangrijke wensen, te beoordelen, als het plan al geheel is uitgewerkt, omdat dit tot gevolg heeft, dat men vaak van be- langrijke desiderata zal afzien en een goedkeuring geeft aan plannen, waarin men toch graag wijzigingen had gezien. Het zal wel niemand verwonderen, dat het antwoord op vraag 45 mij weer teleurstelt. Eigenlijk begrijp ik dit niet. Een enquête onder de inge- schreven woningzoekenden is m.i. volkomen overbodig. De ambtenaren van het huisvestingsbureau beschikken over deze gegevens, die zij bij in- schrijving van de gegadigden krijgen. Het indelen van de gegadigden over de verschillende huurklassen is trou- werts een vrij eenvoudige zaak: a. Een grote groep zal volgens het opgegeven en bij twijfel gecontroleer- de inkomen duidelijk alleen maar in aanmerking komen voor een wo- ningwetwoning of een iets duurdere of goedkopere. b. Een volgende groep valt in de kleine middenstandswoning of iets daar boven. c. Een aantal woningbehoevenden wenst niet over te gaan of kan niet overgaan tot de aankoop van een woning, maar is wel bereid en in staat een vrij hoge huur te betalen. Het is mogelijk, dat een aantal uit deze groep zich niet heeft Iaten inschrijven bij het huisvestingsbureau, maar dit zal een klein percentage zijn en wanneer het op zijn eigen belang in deze opmerkzaam wordt gemaakt zal dat hiertoe stellig overgaan. e. De woningbehoevenden, die in de vrije sector voldoende mogelijkheden vinden. Nu zal een aantal misschien zowel in a als b ondergebracht kunnen wor-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1961 | | pagina 25