26 januari 1961. 27 men, maar naar de vraag hoê aan bekwâme mênsen te komen. Steeds dui- delijker berust de vooruitgang op de intelligentie en de bekwaamheid van de mensen, die de machines bedienen en op de kwaliteit van de leidingge- vende arbeid. De meeste technische vorderingen zijn nu niet meer te dan- ken aan toeval of inspiratie, maar aan doelgerichte inspanning. Vroeger moesten we afwachten, tot er een Edison verscheen, nu kunnen we met onderwijs en georganiseerd laboratoriumwerk dezelfde resultaten verkrij- gen met minder uitzonderlijk mensenmateriaal. Men kan er redelijk op aan, dat mensen opleveren wat in hen wordt ge- investeerd. Maar bij onderwijs streven wij er niet naar om zoveel mogelijk te investeren, maar om zo weinig mogelijk uit te geven. De gemeenschap eert de man,'die bezuinigt, ook als de uitgespaarde uitgaven wellicht even- veel of meer winst zouden opbrengen als uitgaven voor kapitaalgoederen. Volgens Galbraith weerspiegelt het spraakgebruik al de instelling ten opzichte van het onderwijs. We „besteden" voor onderwijs, maar we be- horen te „investeren". Dit laatste roept een andere instelling wakker. De investeringsmaatstaf is de ruimste van de twee, laat veel grotere uitgaven toe. De „bestedingsmaatstaf" vraagt, wat men missen kan en roept daar- doör een veel zuiniger instelling wakker. Galbraith schrijft de voorsprong van Rusland op technisch gebied (spoetniks en maanraketten) toe aan de gröte vrijgevigheid waarmee een betrekkelijk ärm land als de Sovjet-Unie zijn scholen, universiteiten en researchinstituten bedeelt en wekt de Amerikaanse regering op, het on- derwijsprobleem op te lossen via de fiscus en wil dat deze zich afvraagt of de belasting wel hoog genoeg is om de kans ten volle te benutten. Hij waarschuwt dat waarschijnlijk de investering in onderwijs een betere waarborg voor de macht van een land is dan sommige militaire uitgaven. Wanneer men op deze wijze de grote waarde van het onderwijs ziet, moet men wel protesteren wanneer voorzieningen aan gymnastieklokalen, het geven van muziekonderwijs, het vervangen van oude en ouderwetse schoolbanken zo op de lange baan worden geschoven door de niet geluk- kige combinatie van financiën en onderwijs, waarbij de wethouder van onderwijs zich zo dikwijls beroept op de financiën, de sluitende begroting, zoals in de raadsvergadering van 24 november 1960. Misschien dat de ge- dachtengang van een vooruitziend mens als Galbraith een stimulans kan zijn, de verhouding eens om te keren ten gunste van het onderwijs. Als een groot lichtpunt zien wij het voornemen van burgemeester en wethouders tot het bouwen van een sporthal in de Lanckhorstlaan. Niet alleen dat vele verenigingen hiermede gebaat zullen zijn, maar ook 3 open- bare scholen. De Craijenesterschool heeft n.l. geen gymnastieklokaal en zai dat ook nooit kunnen krijgen omdat op het schoolterrein geen plaats meer is. De leerlingen moeten dus gebruik maken van de gymnastiekloka- len van de Dreefschool en de Bronsteeschool wat natuurlijk veel moeilijk- heden geeft met de lesrooster en de uren waarop de gymnastiek gegeven moet worden. Het verheugt ons zeer, dat deze zaak de aandacht van burge- meester en wethouders heeft! Het heeft ons genoegen gedaan, dat de nieuwjaarsreceptie een onver- deeld succes wordt geacht. Het is voor vele gemeentenaren prettig en ook nuttig elkaar ongedwongen te ontmoeten en de vriendelijke ontvangst door U en° Uw echtgenote heeft zeker aan de prettige sfeer meegewerkt. We hopen dat deze receptie inderdaad „traditie" mag worden. Wewensen het college van burgemeester en wethouders en de raad goede raetslagen toe, opdat de Heemsteedse bevolking niet vervalle. Mr. Pliester zegt: Mijnheer de Voorzitter, Ook ik wil niet nalaten mij aan te sluiten bij de waardering voor de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1961 | | pagina 27