26 januari 1961.
29
nering. Zij hebben daarbij niet uit het oog verloren, dat enig beter per-
spectief aanwezig is en zij hebben daarmee dan ook volledig rekening ge-
houden. Lopende op de rand van het mogelijke mochten zij niet verder
gaan.
Het heeft ons verheugd, dat het kritisch onderzoek van burgemeester en
wethouders niet heeft geleid tot schrapping van taken van betekenis, of
tot vermindering van de normaal gewenste uitgaven. Die uitgaven zijn
op bijna alle hoofdstukken hoger. Wij zijn het er ook mede eens, dat de
consequenties uit de nota op het subsidiebeleid zijn getrokken, al bracht
dit enige meerdere uitgaven. Gezien het feit, dat een bepaald hoofdstuk
der begroting blijkbaar hoofdzakelijk tot het kritisch onderzoek aanlei-
ding heeft gegeven en tot verlaging van uitgaven, hopen wij, dat dit ge-
val zich niet weder voordoet en tot vertraging der behandeling van de
begroting zal leiden.
Dat burgemeester en wethouders zich onder deze omstandigheden ge-
noodzaakt zagen tot een voorstel tot verhoging der straatbelasting zal
onzerzijds worden aanvaard. Reeds meer is betoogd, dat wij deze verho-
ging onsympathiek vinden. Maar ook, dat wij daarin zouden moeten toe-
stemmen indien het rijk volhardde in onvoldoende herziening der finan-
ciële verhouding rijk/gemeenten. Hetgeen het rijk ondanks alle beloften
doet. Het voorstel is temeer aanvaardbaar, omdat de gehele raad van
oordeel is, det verscheidene kapitaalsuitgaven niet meer kunnen wachten,
waardoor de betere inkomsten reeds zijn vastgelegd. Wij willen echter af-
stand nemen van de motivering van de door burgemeester en wethouders
voorgestelde verhoging. Het is voor ons bepaald geen motief om tot belas-
tingverhoging over te gaan, alleen omdat dit wettelijk mogelijk is, of
omdat wij van een bepaalde belasting landelijk het laagste tarief hebben.
Deze laatste motivering trof ons temeer wonderlijk, omdat burgemeester
en wethouders bij de toelichting op de verlaging van het gastarief mee-
delen, dat Heemstede na die verlaging ongeveer landelijk het laagste
tarief zal hebben, waartegen zij dan blijkbaar geen bezwaar hebben. Ik
heb mij afgevraagd of soms een plaatsvervangend wethoudster de verga-
dering van burgemeester en wethouders meemaakte, waarin deze motive-
ringen werden vastgesteld, van wie ik deze motivering zou kunnen begrij-
pen. Of speelde bij het voorstel tot verlaging van de gasprijs mede, dat
alle waar naar zijn geld moet zijn
In verband met de verhoging der straatbelasting wil ik er ook nog op
wijzen, dat op gebouwde eigendommen reeds bij de stichting allerlei lasten
drukken. Blijkens de toelichting van burgemeester en wethouders zal na
de verhoging ongeveer 44 van de ten laste der gemeente komende uit-
gaven voor aanleg en onderhoud van wegen, verlichting enz. door de
straatbelasting worden gedekt. Moge dit percentage niet „exorbitant"
zijn, het is m.i. ook niet als „matig" aan te merken, gelijk burgemeester
en wethouders doen. Men bedenke toch steeds, dat talloze niet-ingezetenen,
die geen enkele relatie met de huiseigenaren hebben, mede profiteren van
deze gemeentelijke voorzieningen.
Naar aanleiding van een opmerking van burgemeester en wethouders
over de voorgenomen regeling bij de wet met betrekking tot verruiming
van het plaatselijk belastinggebied moge ik herhalen, wat ik reeds eerder
zeide. Men moet verdere belastingverhoging ten enenmale zien te voor-
komen. De burgerij is reeds belast met aanzienlijke bedragen voor ge-
wenste sociale voorzieningen en daarenboven met zeer hoge rijksbelastin-
gen. In dat laatste komt geen verlichting. Terecht werd door de afgevaar-
digde Van de Weetering in de Tweede Kamer bij de begroting van finan-
ciën opgemerkt, dat een „mogelijke" belastingverlaging met 490 miljoen
per juli 1961 voor het rijk budgetair zeer weinig betekent. Immers voor
datzelfde jaar 1961 worden verschillende „tijdelijke" belastingen voor 1961