26 januari 1961.
49
Als één partij vroeger heeft gezegd, dat een belasting van de gemeente
moet worden verhoogd en de andere partijen hebben toen gezegd dat zij
daar niet voor voelden, omdat de algemene belastingdruk destijds te hoog
was, en later doet zich het feit voor, dat de algemene belastingdruk wordt
verminderd, waardoor de gemeente haar belastinggebied kan uitbreiden,
dan is het volkomen foutief en naar sprekers mening niet eerlijk, dat die
ene partij zegt, dat zij met haar vroegere standpunt nu gelijk krijgt.
Spreker houdt er bepaald niet van, dat een dergelijke argumentatie door
de fractie van de P.v.d.A. wordt gebruikt. Daarom begrijpt spreker, dat
de heer Verhoeven wel eens kriegel wordt want spreker wordt het' ook
wel eens wanneer er, met aanhaling overigens van buitenlandse schrij-
vers, door de P.v.d.A.-fractie gesproken wordt van ,,geen fraaiere auto's".
Spreker vindt dat een argumentatie die beneden het peil staat dat hij van
de leden van de fractie van de P.v.d.A. in deze raad had verwacht. Het
is naar zijn idee ook een oude gedachte. Dat er op het ogenblik welvaart
heerst, vinden wij allen goed, vooral als die welvaart hoe langer hoe meer
gespreid wordt. Dat er televisietoestellen zijn en zeker niet minder
onder de leden van de P.v.d.A. dan onder andere groepen vinden wij
°°k allen goed, maar dan gaat het niet aan, als er ook meer auto's komen,
dat de P.v.d.A.-fractie dit feit hanteert als een argument dat de beiastingen
moeten worden verhoogd. Spreker vindt het jammer, dat de P.v.d.A.-fractie
dat doet, want hij wil graag de goede samenwerking met de P.v.d.A. ook
in deze raad handhaven, maar hij stelt het niet op prijs, dat op deze
punten een soort oude leuzen wordt aangeheven.
Als spreker dan weer kijkt naar het subsidiebeleid, dan gaat hij volledig
akkoord met wat mevrouw v.d. Meulen daarover heeft gezegd. Hij hoopt
dus dat deze oude leuzen van de P.v.d.A. in een progressief nieuw beleid
van alle partijen niet meer zo aan de orde zullen komen.
Spreker weet niet waarom mevrouw v.d. Meulen zo aandringt op dat
onderscheid in woningzoekenden. Hij meent te weten, dat zij zelf wel
weei hoe het ongeveer in elkaar zit. Is het een onderzoek of is het een
politiek middel? Er is een latijnse spreuk, die zegt: „Quidquid id est,
timeo Danaos, et dona ferentes", „Wantrouw de Grieken vooral als zc
geschenken aanbrengen". We hebben dat vroeger wel eens veranderd in:
„Quidquid id est, timeo feminas, et oscula dantes", „Wantrouw de vrouwen^
ook al geven ze kusjes." Ik zou nu willen zeggen: ,,Quidquid id est, timeo
socialistos...". Ook al zeggen zij dat zij een wetenschappelijk onderzoek
willen. Willen ze dat werkelijk of willen zij politieke oude munten? Naar
sprekers idee is hier weer sprake van een soort conservatieve, 50 jaar
geleden opgeld doende, politiek, aan de hand waarvan men zou kunnen
zeggen, dat alleen de laagst geklasseerde inkomens behoefte aan woningen
hebben, terwijl wij allen weten, dat dit beeld niet goed kan zijn, omdat
de hogere inkomens minder bij het huisvestingsbureau terecht komen.
Spreker vindt een dergelijke redenering gevaarlijk en hij vindt dat het
ter wille van de goede samenwerking niet die richting uit moet.
Hetzelfde geldt ongeveer als mevrouw v.d. Meulen het heeft over het
schoolbudget. Zij praat er niet over, dat wij in Heemstede toch al sinds
jaar en dag op onze scholen vele boventallige onderwijzers hebben en dat
dit een groot financieel offer vraagt. Spreker gelooft dat iedereen het
daarmee eens is. Er heeft nog nooit iemand in de raad gevraagd of we
daar niet van af moeten. Spreker gelooft persoonlijk, dat het belangrijker
is hoe het onderwijs wordt gegeven en aan hoeveel kinderen tegelijk dan
°P wat voor bankjes of stoeltjes zij zitten. Spreker neemt aan, dat mevrouw
v.d. Meulen zelf in haar huis ook niet altijd maar weer het allernieuwste
meubilair heeft. We moeten allemaal wel eens oudere stoelen een tijd
laten staan. Dat betekent niet, dat spreker niet aan vernieuwing van
het materiaal wil medewerken, maar hij is van mening, dat men hierbij
het algemeen belang in het oog moet houden en vooral niet met deze zaken