26 januari 1961.
51
van een stichting heeft gehad voor het terrein van Hertenduin. Dat plan
is toen niet doorgegaan, omdat het college heeft medegedeeld, dat daar
toch nooit zou mogen worden gebouwd. Nu heeft een andere instantie
Hertenduin gekocht. Over drammen en doordouwen gesproken! Bij het
intercommunale overleg ware aan de samenwerkende gemeenten te vra-
gen om medewerking te verlenen bij het zoeken en beschikbaar stellen
van bouwgrond voor de broodnodige tehuizen voor chronisch zieke be-
jaarden.
Over de buitenplaatsen is in deze vergadering gelukkig uitvoerig ge-
sproken, omdat het een uitermate belangrijk probleem is. Of de gemeente
de buitenplaatsen nooit moet aankopen weet spreker niet. Hij zal dat
voorshands aan het beleid van het college overlaten, maar het is naar zijn
idee erg belangrijk, dat deze zaak in goede banen wordt geleid. Een te
strak standpunt ook ten aanzien van nooit aankopen, zou spreker niet
voorop willen stellen.
Spreker is de voorzitter zeer dankbaar dat hij een 1 heeft willen zetten
achter het plan voor de stichting van de zwemvijvers en dat de sporthal
nu spoedig zal komen. Spreker hoopt dus nogmaals, dat aan de zwem-
vijvers en de sporthal dit jaar zal worden begonnen.
Spreker wil nog even terugkomen op wat de heer van Wijk over de
efficiency heeft gezegd. Spreker zou niet alleen graag willen dat het
college besloot om het maken van een rapport uit te besteden aan derden,
men kan van mening verschillen of dat de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten moet zijn of een ander bureau, maar hij zou het erg belang-
rijk vinden als het college en dus de wethouder van personeelszaken
zich persoonlijk in deze materie zou verdiepen. Spreker heeft voor het
inzicht en het werk van de wethouder van personeelszaken grote waar-
dering, maar spreker heeft even getwijfeld of hij wel de noodzaak inziet
en de tijd heeft willen vrijmaken om persoonlijk in de moeiiijkheden die
aan de efficiency-kwestie, de werkclassificatie en de prestatiebeloning
vastzitten, te duiken. Natuurlijk moet hij het niet zelf doen, maar hij
moet wel weten waar het om gaat. Spreker heeft de wethouder eens een
paar boekjes over deze materie aangeboden. Hij zal de wethouder bepaald
geen examen afnemen in hoeverre die boekjes door hem bestudeerd en
doorwrocht zijn, maar hij trekt in twijfel of de wethouder zijn grote
capaciteiten hiervoor heeft ingezet.
Spreker is het eens met wat de wethouder van financiën heeft gezegd.
De heer Pliester heeft de wethouder van sociale zaken over de kuif ge-
streken. Spreker zal dat bij zijn partijgenoot-wethouder niet doen, omdat
dit misschien niet goed voor hem is.
Spreker vraagt van wethouder Van Wijk een ruiterlijk antwoord
op de vraag of hij zonder meer goedvindt, dat er ten aanzien van de
dagelijks voorkomende verlaging van de gasdruk niets gebeurt. Vindt
hij het volkomen onmogelijk om te bestuderen of het anders kan? Vindt
hij, als er werkelijk mensen zijn, die bang zijn voor de daaraan verbon-
den gevaren, het verantwoord om te wachten op de totale elektrische
straatverlichting Spreker heeft gehoord, dat het helemaal niet nodig is,
dat het zo gebeurt als nu het geval is. Zegt de wethouder positief dat
hij er niets aan doet of dat er niets aan kan gebeuren
De heer Verhoeven zegt, dat de door de voorzitter aangehaalde
woorden van prof. Huizinga hem uit het hart zijn gegrepen. Ook spreker
heeft al eens prof. Huizinga geciteerd, waar hij destijds heeft gezegd:
„We leven in een krankzinnige wereld en we weten het." Inderdaad is
het modewoord ,,existentieel" een richtsnoer voor het leven van velen
gebleken. Naar zijn smaak en die van de zijnen is een normatief leven
de enige oplossing voor een betere wereld en een betere cultuurbeleving.
Spreker wil mejuffrouw Klompé, minister van maatschappelijk werk,