52
26 januari 1961.
citeren, die op 27 september 1960 bij geleg-enheid van de nationale her-
denking, dat 300 jaar geleden Vincentius overleed, helder en duidelijk heeft
gesteld, dat het zwaartepunt van de nood thans niet zozeer iigt in het
materiële vlak maar daar waar de mens alle veranderingen van de maat-
schappij niet meer kan indenken in zijn levenspatroon.
Spreker heeft met nog meer belangstelling ontdekt, dat de voorzitter
in de subsidienota nog iets meer zag dan spreker er in eerste instantie in
heeft gezien. De voorzitter heeft gezegd, dat de overheid geen liefdadig-
heid mag bedrijven maar dat ze wel de verdelende rechtvaardigheid mag
toepassen en dat heeft men dan ook eigenlijk willen doen. De woorden
„verdelende rechtvaardigheid" komen uit de Thomistische wijsbegeerte
en het heeft sprekers sympathie als de voorzitter daaruit citeert. De
verdelende rechtvaardigheid is dus de wijze om goederen en lasten van
de gemeenschap onder de burgers naar rechte te verdelen. Het streven
van burgemeester en wethouders is daarop bij de nota over het subsidie-
beleid gericht geweest. Spreker heeft het eerlijk gezegd niet uit die hoek
gezien. Spreker heeft indertijd gezegd, dat hij een nota over het subsidie-
beleid niet nodig vond. Bovendien heeft hij nu gezegd, dat hij meer voelt
voor de weldoende systeemloosheid. Dat neemt niet weg, dat spreker
voor die nota als werkstuk en als werkmethode toch ongetwijfeld alle
respect heeft. Spreker blijft er bij en het heeft hem genoegen gedaan
dat ook van de wethouder van financiën vernomen te hebben, dat er na-
tuurlijk nog wel feilen en falen aan de toe te passen methoden kleven en
dat de praktijk zal leren, dat er misschien nog aan nadere detaillering
behoefte zal bestaan. Overigens komt zijn fractie op onderdelen van het
subsidiebeleid terug.
De voorzitter heeft gesproken over het behoud van de buitenplaatsen.
Hij heeft gezegd, dat 25% van de oppervlakte van Heemstede uit buiten-
plaatsen bestaat en dat 1/3 deel daarvan voor het publiek is opengesteld.
Spreker vraagt zich af of men over die buitenplaatsen niet wat anders
moet gaan oordelen dan nu wordt gedaan. Het is toch een feit, dat de
bewoning van buitenplaatsen en met name b.v. het huis dat op Hertenduin
staat spreker gelooft dat er 38 kamers in zijn niet meer mogelijk
is voor weike particulier ook, welk een hofstaat hij er ook op nahoudt.
Het is eenvoudig niet meer mogelijk om zo'n hofstaat te stichten. Deze
landgoederen, al of niet met een gebouw, hebben, het ene korter het andere
langer, braak gelegen. De sporen van dat braak liggen hebben zich niet
alleen aan de gebouwen vertoond, maar ook aan de landgoederen zelf.
Spreker vraagt zich daarom af, of er niet getracht moet worden tot een
meer, hij zou haast zeggen rationele benutting van buitenplaatsen te
komen. De urbanisatie waar de voorzitter het over had, zal toch blijven
voortschrijden al was het alleen maar vanwege het tempo waarin onze
bevolking zich uitbreidt. Men zal toch leefruimte voor de mensen die na
ons komen dienen te vinden. Aan bos als recreatieruimte hebben wij voors-
hands, voor wat de gemeente Heemstede betreft, genoeg. Misschien uit
deferentie voor het verleden wil men buitenplaatsen van de bultenkant
gezien, zoveel mogelijk onbeschadigd laten. Spreker is er glad voor te
proberen naar het uiterlijk die buitenplaatsen zo min mogelijk te be-
schadigen al was het alleen maar omdat het rijden langs de Herenweg,
wanneer het goed weer is, een genot is. Wanneer zich dan een enkel'
geval voordoet, dat een particulier nog gebruik kan maken van zo'n ter-
rein en hij schaadt het uiterlijk van de buitenplaats niet, wat is er dan
op tegen wanneer hij dat landgoed wil benutten voor het neerzetten
van een gebouw of woning? Daardoor wordt het natuurschoon niet ge-
schaad, integendeel, het bewonen van landgoederen, of dat nu gebeurt
door een stichting of een grote organisatie of door een particulier, kan
aan de verzorging van het landschapsschoon alleen maar ten goede
komen. Vroeger waren buitenplaatsen, doordat zij bewoond waren, on-