60
26 januari 1961.
in de gemeenteraad en bekijkt het nu blijkbaar uit de gezichtshoek van
de gemeente, maar de provincie is welvarend en het rijk in Den Haag
is zeer welvarend. De gemeenten krijgen het geld echter niet. De wel-
vaart zit op het verkeerde punt. Door verhoging van de straatbelasting,
zegt mevrouw v. d. Meulen, zal de gemeente een positief beleid kunnen
voeren. Maar er wordt hier een positief beleid gevoerd! Of moet spreker
et zo verstaan, dat een positief beleid en dan komt spreker aan de
kant van de heer Rutgers te staan alleen maar een socialistisch beleid
zou zijn, of dat het beleid pas positief wordt als het volledig door de
socialistische gedachtengang wordt onderstreept
De aanleiding tot de zeer merkwaardige kabinetscrisis kwam niet van
de zijde van de P.v.d.A. Spreker hoopt, dat het bij mevrouw v.d. Meulen
alleen maar sociale bewogenheid is geweest, waaruit haar waardering voor
die gang van zaken voortkwam. Maar het zou kunnen zijn, en dat zou
spreker minder aangenaam vinden, dat zij dit zo prettig vond uit politieke
overwegingen.
Mevrouw v.d. Meulen heeft een schets gegeven van het belang van het
onderwijs. Sprekers bezwaar daartegen is, dat het toevallig speelt tegen
de verkiezingstijd. Spreker geeft toe, dat het onderwijs van groot belang
îs maar men moet aan schoolse kennis voor opleiding tot bekwame arbeids-
krachten met te veel betekenis toekennen. Karakter, opvoeding en nog
veel meer îs er nodig om mensen tot bekwaamheid te brengen.
De heer Verkouw wil, alvorens iets over de straatbelasting te
zeggen, opmerken, dat het hem pijnlijk heeft getroffen, dat de heer
^uXe.r.s ,zlch. e^genlijk eerst op de borst heeft geslagen door te verklaren,
dat hij in zijn algemene beschouwingen de politiek er helemaal buiten
had gelaten, maar later toch met een zeker welbehagen de handlanger is
geworden van de heer Verhoeven in diens aanval op de P.v.d.A. Achter-
af gezien zou spreker het loyaler en royaler gevonden hebben als hii
het maar onmiddellijk had gedaan.
Er is niet alleen over de straatbelasting gesproken, maar ook over de
belastmgpohtiek in het algemeen, over de praktische en principiële zijde
daarvan. Om met het laatste te beginnen, juist omdat er onzekerheid
bestaat omtrent de inkomsten ter zake van de wegenfinanciering en die
voortvloeiende uit de verruiming van het plaatselijk belastinggebied,
îs het gewenst de verhoging van de straatbelasting niet langer uit te
stellen, gelet ook op de achterstand in het onderhoud en op de vele kapi-
taalsinvestermgen die nog te wachten staan. Op zichzelf behoeft tegen het
zijn van een unicum in den lande geen bezwaar te bestaan, maar dit
waar er wel> indien dit unicum verkregen wordt door allerlei
noodzakelijke voorzieningen achterwege te laten of uit te stellen De
uitgaven, waarin de straatbelasting een bijdrage bedoelt te zijn, bedragen
volgens de begroting voor 1961 een half miljoen. Deze uitgaven zullen
in de toekomst nog belangrijk stijgen. Men hoeft er de nota van aan-
biedmg en het algemeen verslag maar op na te slaan.
De opbrengst van de straatbelasting wordt geraamd op 183.000,
wet spreekt van een billijke bijdrage in de kosten, die ten laste der
g"emeente komen. Hieraan wordt voldaan. Men vergete ook niet dat de
begroting voor 1962 al onmiddellijk 100.000,— zal moeten opvangen door
tariefsverlagmg van de bedrijven.
Men heeft volgens de opvatting van de P.v.d.A. reeds te lang gewacht
met een tijdige aanpassing van deze belasting. En het is juist minister
1 oxopeus, ook de heer Rutgers toch niet onbekend, die een heffing van
respectievelijk 10 voor gebouwd en van 5 voor ongebouwd eigendom
helemaal met abnormaal acht. De gemeenten schreeuwen vaak om hand-
having van de autonomie en decentralisatie. Akkoord, mits men dan ook
bereid is het gelag daarvoor te betalen. Talloze gemeenten zijn eigener