62
26 januari 1961.
de grens over te trekken en naar Frankrijk en Italië te kijken, waar de
katholieke kerk zonder door een verdeeld protestantisme gehinderd te zijn,
zo schoon de gelegenheid heeft gehad haar zegenrijk werk te doen. Spreker
zegt dit niet met een zeker leedvermaak, maar hoe welig is daar het com-
munisme niet opgeschoten. Revolutie is erg en men zal in spreker een
tegenstander daarvan vinden, maar evenzeer is het erg, datgene na te laten
wat de weg voor het communisme vrijmaakt.
Als de heer Verhoeven de hand in eigen boezem steekt, en spreker
sluit daarbij zichzelf niet uit, dan komt zij er melaats uit. Spreker hoopt
niet, dat men hieruit een zeker anti-papisme zal distilleren. Deze week
heeft spreker nog met katholieke geestelijken en met katholieke leken
het gebed van Abbé Couturier voor de eenheid der christenen en voor de
nood van de wereid mee gebeden.
Er is gevraagd hoe katholieken en christenen zich in de P.v.d.A. thuis
kunnen voelen. Er zijn voor een christen twee mogelijkheden om politiek
te bedrijven. Zich te isoleren en te trachten van daaruit bevruchtend te wer-
ken. Spreker heeft daar waardering voor. De andere methode is, zonder
zich met huid en haar aan een politieke partij te verkopen, naast en mid-
den tussen de anderen te gaan staan. Spreker heeft voor dit laatste ge-
kozen, zonder er een ogenblik spijt van te hebben. Hij behoeft daarvoor
tittel noch jota van zijn opvattingen prijs te geven. Men zij trouwens
voorzichtig met het gebruik van het woord „christelijke sociale politiek".
Op een congres, dat enige jaren geleden door de christelijk historischen
is gehouden, heeft professor Andriessen in een glashelder betoog zuiver
gesteld, dat vele handelingen die voor christelijk sociaal worden gehouden,
in feite niet anders zijn dan economisch wenselijke en bereikbare maat-
regelen, waarbij men slechts over de wijze van benadering van de pro-
blemen verschil van mening kan hebben. En professor van Stempvoort,
de Groningse theoloog, wees op de afstand tussen de inhoud van het Evan-
gelie en de hedendaagse toepassing er van en sprak in dit verband van
,,een kalkplateau van verschaalde beginselen". Spreker loopt nu enige
jaren mee in de raad en hij heeft zich er over verwonderd, wanneer hij
de verkiezingskranten van de confessionele partijen en het praktische han-
delen naast elkaar legt, hoe weinig er van een waarlijk positief belijden
in de raadszaal terecht komt. Want men wil toch niet zeggen, dat dit
aan de orde komt als de vleeskeuringsdienst, de straatbelasting, de retri-
butieverlaging van de bedrijven enz. aan de orde is.
Tenslotte nog iets wat de belasting in het algemeen betreft. De heer
Verhoeven heeft opgemerkt, dat de belastingen niet mogen werken als
middel tot conjunctuurbeheersing. Zelfs de heer Rutgers heeft toen hevig
neen zitten schudden en daarmede bewezen, dat zij er wel degelijk mee
te maken hebben. Het wekt bij spreker altijd verwondering, dat juist van
de zijde waarvan men een gedegen financiële en budgetaire politiek zou
mogen verwachten, de bezwaren komen. Het lijkt wel of lage belastingen
het hoogste goed is. Wil men dan persé niet inzien, dat men bij belasting-
heffing vaak een kleiner kwaad neemt om een groter goed te verkrijgen?
Waarom wordt de overheid toch altijd afgeschilderd als de boeman, ter-
wijl zij ons in zoveel gevallen ten zegen is? Spreker heeft in de finan-
ciële commissie al eens de woorden aangehaald van, naar hij meent, de
Amsterdamse professor Oppenheimer, die vertelde, dat de dag waarop hij
belasting betaalde een van de mooiste dagen van zijn leven was omdat
hij zich dan realiseerde, dat, als hij \s morgens op straat kwam over ge-
plaveide wegen kon gaan, dat hij beschermd werd door de politie, er
's avonds een behoorlijke verlichting was en zo zou spreker door kunnen
gaan. Men zal moeten leren zijn belastingen wat minder zuur te betalen
en wat vreugdevoller „de keizer te geven wat des keizers is".
Tenslotte nog een enkel woord over het subsidiebeleid. Er is al veel over
gezegd. De raad weet, en nu zegt de heer Rutgers natuurlijk dat