64
26 januari 1961.
iets heeft achtergehouden om op het laatst iets te zeggen wat de leden
van de P.v.d.A.-fractie persoonlijk onaangenaam kon zijn. Spreker heeft
er bezwaar tegen, dat nu gedaan wordt alsof hij een aanval op de P.v.d.A.
heeft gedaan, terwijl hij zich slechts heeft proberen te verdedigen tegen
aanvallen die wel eens van de kant van de P.v.d.A. worden gedaan. Spre-
ker vindt het helemaal niet erg, dat de woordvoerders elkaar op politiek
terrein iets zeggen. Spreker heeft nu echter tegen de leden van de fractie
van de P.v.d.A., die hij volkomen vereenzelvigt met de P.v.d A die hij
dus als de vertegenwoordigers van de P.v.d.A. beschouwt, niets willen
zeggen wat hun persoonlijk onaangenaam kon zijn. Spreker heeft duide-
lijk willen maken wat hij in de P.v.d.A. niet begrijpt en wat hij ook niet
in de fractie van die partij begrijpt. Dat moet men hem ten goede houden
Spreker wil de heer Verkouw wel zeggen, dat hij het spreker een beetje
moeilijk heeft gemaakt doordat hij in tweede instantie met een wat
geemotioneerd betoog is gekomen, waarop spreker nu niet meer kan
antwoorden. In het vervolg zou het beter zijn, wanneer de heer Verkouw
m eerste mstantie ook het woord krijgt, opdat spreker daar dan op kan
terugkomen, want zo komt spreker naar zijn idee er slecht af. Spreker
wil zich niet graag op een of andere wijze opgewonden betonen. Hij wil
de zaak weer graag in het reine brengen. Spreker is het met het zakelijk
betoog van de heer Verkouw over de belastingkwestie e.d. finaal oneens
en spreker meent, dat de heer Verkouw sprekers argumenten verkeerd
begrrjpt. Spreker wil iedere onaangenaamheid uitschakelen, ook het op
een verkeerd moment plaatsen van onaangenaamheden.
De oorzitter zegt, dat de heer Rutgers dus naar voren heeft wil-
'en brengen, dat hij niet de bedoeling heeft gehad om onaangenaam te
zijn. Spreker mag aannemen, dat de heer Verkouw dat ook niet van plan
îs geweest. Het lijkt spreker goed dat de leden van de raad zich, vooral
bij het houden van algemene beschouwingen, realiseren, dat de raad een
politiek college is. Wanneer in een politiek college verschillende groe-
peringen zijn vertegenwoordigd, dan spreekt het vanzelf, dat deze groe-
peringen elkaar, om het populair te zeggen, priemen geven, in het haar
vliegen enz., omdat het nu eenmaal politieke figuren zijn, die het woord
voeren. Spreker gelooft dat men het zo moet zien, dat, wanneer het wer-
kelijk over het gemeentebelang gaat, de handen ineen worden geslagen
Spreker wil dat even zeggen, want anders gaat het de verkeerde kant
uit. Spreker neemt er akte van, dat noch de heer Rutgers noch de heer
Verkouw beoogd hebben om elkaar onaangenaam te zijn.
Wethouder Cörver krijgt het woord voor een voorstel van orde.
Spreker wil zich in deze discussie niet mengen hoewel hij met bijzonder
veel belangstelling heeft geluisterd. De heer Verkouw heeft echter gezegd,
dat hij nog een enkel punt wil aansnijden maar spreker moet eeriijk
zeggen, dat hij in het betoog van de heer Verkouw niet anders kan zien
dan een derde termijn van de algemene beschouwingen. De straatbelasting
b.v. was al volledig ter sprake geweest en kwam nu weer aan de orde.
Dat onderwerp had veel beter ter sprake kunnen komen bij de behandeling
van het agendapunt. Spreker geiooft dat het onjuist zou zijn om allemaal
nog een keer algemene beschouwingen te gaan houden. Spreker vraagt het
in het vervolg zo te doen, dat of van iedere partij één spreker het woord
voert of dat daar helemaal niet meer de hand aan wordt gehouden, zodat
iedereen kan zeggen wat hij wil.
De heer Zegwaart meent dat dan vooraf een afspraak moet worden
gemaakt. Het reglement van orde geeft dienaangaande niets aan. Wat
wenselijk is zal men moeten bekijken op het moment, dat het aan de orde
komt.