26 januari 1961.
81
ven, dat de zienswijze van burg-emeester en wethouders in deze wel juist
is.
Mr. Pliester zegt, dat de argumenten van de heer Zegwaart in sprekers
eigen fractie ook naar voren zijn gebracht. In 1951, tijdens het wethou-
derschap van de heer Disselkoen, is men overgeschakeld van 1-maande-
lijkse op 2-maandelijkse kwitanties. Toen werd ook al gezegd, dat zulks
voor verschillende mensen bezwaarlijk zou zijn. Spreker betaalde volgens
die regeling maandelijks een vast bedrag in afrekening. Spreker heeft dat
een prettige maatregel gevonden. Tot hij verleden jaar bericht kreeg van
het gasbedrijf, waarom hij f 30,tot f 35,per maand vooruit stortte.
In november heeft spreker nog eens zo'n briefje gehad. Spreker heeft toen
op zijn giro vermeid, dat de bestaande regeling indertijd door de heer Dissel-
koen was toegezegd. Toen is spreker gebleken, dat praktisch niemand
van die regeling meer gebruik maakte. Spreker gelooft dat daarmede in
werkelijkheid veel aan het betoog van de heer Zegwaart ontvalt en spreker
heeft zich er bij neergelegd, dat nu het uitsterfsysteem voor de munt-
meters wordt toegepast, omdat tweemaandelijkse betaling blijkbaar geen
bezwaar ontmoet.
De heer Willemse zegt, dat de praktijk leert, dat zij die muntmeters
hebben er zelden meer dan 1 of 2 muntjes tegeiijk in gooien. Gaskraantjes
kunnen voor kleine kinderen heel interessante dingen zijn. Het is bij
spreker thuis meermalen gebeurd, dat door een kind het gaskraantje werd
opendraaid. Dit had uiteindelijk betrekkelijk weinig gevolg, want het was
maar zelden dat er een volle munt in de meter zat, waardoor er na verloop
van korte tijd geen gas meer uit de kraan kwam. Een dergelijk voorval
zal niet vaak voorkomen maar het komt voor. Door het gebruik van munt-
meters wordt dit gevaar toch wel verminderd.
De heer Scheer zegt, dat het betoog van de wethouder hem tot op
zekere hoogte wel heeft geïmponeerd. Ook spreker meent, dat de mensen
in de besteding van het weekloon moeten worden opgevoed. Maar spreker
gelooft, dat de kwestie van de opvoeding hier even buiten beschouwing moet
worden gelaten. De mensen zijn op muntmeters ingesteld en nu zal dat
opeens veranderen. Met de heer Zegwaart is spreker van mening, dat
dit zich zal wreken. Spreker kan zich niet voorstellen, dat van de zijde
van het college zoveel bezwaar tegen het houden van een enquête wordt
gemaakt. Het is voor de mensen een ingrijpende maatregel. Het lijkt spre-
ker logisch, dat het college zich op de hoogte stelt hoe die maatregel zal
worden ontvangen. Spreker blijft de heer Zegwaart steunen in zijn ver-
zoek om een enquête in te stellen.
De heer Brink zegt, dat in het raadsstuk staat, dat, wanneer deze tariefs-
wijzigingen doorgaan, een folder zal worden rondgezonden waarin alles
zal worden uiteengezet. Spreker vraagt of daarin ook kan worden opgeno-
men wanneer en hoe men een muntmeter kan behouden. Spreker heeft de
opmerking horen maken, dat men uit het feit, dat iemand een muntmeter
heeft, de conclusie kan trekken, dat hij financieei zwak staat. Het publiek
moet een en ander goed onder het oog worden gebracht. Het hangt er
maar helemaai van af hoe de folder wordt samengesteld.
Wethouder Mr. van Wijk stelt zich voor dat men ook eens een enquête
zou houden hoe men over de verhoging van de straatbelasting denkt. Dan
zou spreker de uitslag daarvan ook wel weten. Die verhoging zou zeker
niet goedgekeurd worden en dus had de raad deze vandaag niet moeten
aannemen. Wie beslist nu hier? De mensen die muntmeters hebben of een
gemeentebestuur, dat, alle zaken overwogen hebbend, tot een zekere
beslissing, tot een zeker beleid moet komen, de ontwikkeling der tech-
niek moet volgen, zich moet aanpassen aan de economisch sociale maat-