27 januari 1961.
85
Spreker vraagt of nu in deze bepaling ook verandering komt.
In artikel 2 van de verordening prijzen gas, duinwater en elektriciteit
staat: ,,Met verbruikers die een jaarlijks gasverbruik van minstens 4000
m3 garanderen, kan door burgemeester en wethouders een bijzondere over-
eenkomst worden aangegaan." Dat zijn dus meestal verbruikers, die gas
gebruiken voor verwarming. Spreker heeft gehoord, dat aan iemand, die
bij het bedrijf had gevraagd of hij een gascontract kon aangaan omdat
hij 6 7000 m3 gebruikte, was geantwoord, dat in de verordening staat,
dat burgemeester en wethouders dat kunnen doen maar dat ze het niet
behoeven te doen; dus we doen het niet.
Op blz. 17 van het afdelingsverslag staat: „Een der andere leden maakte
nog de opmerking, dat het eerdergenoemde tarief C bepaald afwerend
werkt." Tärief C bedoelt inderdaad alleen aantrekkelijk te zijn voor ge-
bruikers van heetwatertoestellen en kookapparaten. Maar in het gedrukte
stuk no. 3 staat: „Het laagtarief kan worden verlaagd van 6 op 4 cent en
het hoogtarief van 15 op 14 cent per kWh. Bij een dergelijke tariefstelling
behoeft nog geen vrees te bestaan, dat vele gebruikers dit tarief zullen aan-
vragen." Het lijkt spreker, dat de bewering, dat het tarief C afwerend
werkt, hiermede wordt bevestigd.
Verder staat in de verordening prijzen gas, duinwater en elektriciteit
uog: „Tarief C treedt in werking op het door burgemeester en wethouders
te bepalen tijdstip, waarop de hiervoor nodige apparatuur ter beschikking
staat. Tot het tijdstip waarop aan de verbruikers van elektriciteit voor
spijsbereiding dubbeltariefmeters met schakelinrichting kunnen worden
verstrekt, zal voor de voor dit doel geleverde elektriciteit 7 cent per kWh
verschuldigd zijn." Spreker vraagt of daarin eigenlijk ook geen verande-
ring moet worden gebracht.
De heer Brink vraagt of in de circulaire die aan de afnemers zal worden
gezonden een duidelijke uiteenzetting wordt opgenomen hoe men het
goedkoopst gas of elektriciteit kan betrekken. In het bijzonder bedoelt
spreker de voorwaarden voor het aangaan van de contracten te belichten.
Tevens kan dan onderstreept worden welke tarieven voor de winkelbedrij-
ven het voordeligste zijn.
Wethouder Mr. van Wijk zegt, dat de heer Hopstaken heeft geklaagd,
dat de winkeltarieven niet zijn verlaagd. Daar is echter wel iets aan ge-
beurd. In artikel 4 van de Prijzenverordening is n.l. bepaald: „Aan de
verbruiker in een perceel of perceelsgedeelte, waarin een winkel is ge-
vestigd en waarin een gezin woont als hiervoor vermeld, wordt de hiervoor
genoemde uitkering verhoogd met 450 maal 3 cent." De reductie voor dit
extra gezinstarief voor winkels, om het nu zo maar eens uit te drukken,
is opgetrokken tot 600 maal 3 cent. Het is dus onjuist om te stellen, dat
er voor de winkeliers niets zou zijn gebeurd. Wanneer de heer Hopstaken
zou zeggen, dat er niets extra voor de winkeliers is gedaan dan is dat wat
anders. Maar het extra zit hierin, dat men dus winkeldrijvend, hetzelfde
geniet in dit opzicht wat een gezin geniet, zodat men het eerste' kwantum
dat nodig is voor dagelijks gebruik, meer of min tegen kostprijs ontvangt.
Veel meer kan er voor de winkeliers ook niet gedaan worden, of men zou
beneden de kostprijs moeten gaan leveren. Dat zou een soort subsidie
worden, die niet moet worden ingevoerd. Spreker kan zich voorstellen, dat
iemand die zich in winkelierskringen beweegt en voor deze kringen op-
komt, meer wil, maar naar de mening van het college kan het op dit
moment voor de winkeliers niet meer doen.
De heer Schuitenmaker heeft gevraagd of er nu ook veranderingen zul-
len komen in de bestaande verordeningen. Inderdaad zullen deze verorde-
ningen worden aangepast. Sprekers mening, en hij meent wel ook die van
het college, is, om de oude gascomforen niet te gaan ophalen.
Gascontracten zijn inderdaad facultatief gesteld. Maar als men aan de