27 januari 1961. 125 heeft moeten ondervinden. De commissie zegt, dat het vragen om vër- goeding eigenlijk is ontstaan uit ontevredenheid over de narigheid, die de bewoners hebben gehad. Ja, hoe is het mogelijk! Mr. Pliester is het met de heer van der Linden wel eens, dat het een onaangenaam verschijnsel is, dat bij de bouw van woningen gedwongen bezuinigingen moeten worden aangebracht indien de curveprijs wordt over- schreden. Op zichzelf beschouwd is het dan een soort van overmacht als blijkt, dat, tengevolge van die bezuinigingen, gebreken aan de woningen voorkomen. Het zeker uit gevoel geboren voorstel van mevröuw v. d. Meulen wordt door de heer Van der Linden gesteund. Ook spreker kan heel goed mee- voelen met de narigheid en de eilende, die de bewoners van deze betrek- kelijk nieuwe woningen hebben ondervonden. Spreker wil er echter op wijzen, dat honderden en honderden Heemstedenaren zelf is spreker ei na 26 jaren ook het slachtoffer van geweest op de 4e december ernstige overlast van storm en water hebben gehad. En met al die mensen hebben we als goede burgers moeten meeleven, omdat iets van hun behang of tapijt was bedorven. Het gaat bij spreker hier echter om de principiële kant van de zaak. Mevrouw v. d. Meulen heeft gezegd, dat er strikt ge- nomen geen recht op vergoeding bestaat. Ongetwijfeld is er geen enkel recht wanneer er geen schuld is bij de gemeente, als huiseigenares. Maar er is toch eigenlijk wel een beetje moreel recht, zegt mevrouw v. d. Meulen. Spreker wil er dan op wijzen, dat moreel recht en wettelijk recht op één lijn liggen in dit geval. Verder is de instelling van een commissie bepleit om de schade, die de mensen hebben geleden, vast te stellen. Spreker wil niet zover gaan om te zeggen, dat de overheid nooit zou kunnen helpen in zo'n geval. Wanneer er een hele polder onder water loopt, dan kan spreker zich voorstellen, dat de overheid zegt, dat, nu zo'n groot aantal burgers door het noodlot îs getroffen, ze tegemoet moeten worden gekomen. Maar spreker gelooft, dat de overhéid zich op de allergevaarlijkste weg begeeft wanneer zij in dit geval ook maar een stapje in de richting van schadevergoeding zet, hoe onaangenaam het ook moge zijn. In de commissie van volkshuisvesting heeft spreker betoogd, dat, wanneer een woningbouwvereniging welke fondsen heeft voor haar leden zou besluiten om een tegemoetkoming te verlenen, hij dit helemaal niet onredelijk zou vinden. Spreker is het vol- komen eens met het advies van de commissie van onderzoek, om het, ob- jectief gezien, zeer beperkte schadebedrag niet te vergoeden. Het zou prin- cipieel een verkeerde daad van de overheid zijn. De heer Scheer heeft zich oorspronkelijk heel voorzichtig op het stand- punt van mevrouw v. d. Meulen gesteld. Maar daarna de zaak nog eens overziende gelooft spreker toch, dat de gemeente de verkeerde weg zou gaan bewandelen door uitsluitend uit menselijke overwegingen schade- vergoeding te gaan geven. Het is toch ook zo, dat wanneer men lekkage in zijn huis heeft, men teilen en dergelijke dingen aansleept om het water op te vangen, de gordijnen van de ramen neemt en stoelen en losse kleedjes in veiligheid brengt. Spreker is geen jurist, maar hij gelooft toch, dat de gemeente hier niet aansprakelijk kan worden gesteld. Deze zaak is aangewakkerd. Dat de ge- meente hier moet bijspringen kan spreker niet zien. Ir. Kooijmans wil gaarne het betoog van de heer Pliester nog aanvullen met er op te wijzen, dat het vergoeden van schade in dit geval precedenten zal scheppen. De Woningstichting Heemstede, die deze huizen in beheer heeft, heeft in andere gevallen van schade, veroorzaakt door een gebrek aan de woning, verzoeken om schadevergoeding in het algemeen afgewezen. Het is voor de' bewoners niet prettig, doch toewijzing van vergoeding heeft

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1961 | | pagina 42