27 januari 1961.
127
De heer Schuitenmaker zegt, dat de heer Plat bij de cplevering in 1958
al heeft gezegd, dat deze bouwwijze niet deugde, maar door Openbare
Werken is dat bezwaar opzij geschoven.
Wethouder van Lent antwoordt, dat de heer Plat toen nog opzichter bij
Openbare Werken was. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de heer Plat
dat heeft gezegd. De heer Plat is nu opzichter van de woningstichtmg
Heemstede. Hij is van mening, dat op de aangegeven wijze het euvel ver-
holpen zal zijn. Spreker heeft vertrouwen in de heer Plat als bouwkundxge
en hij heeft ook vertrouwen in de heer de Boer als bouvykundige. Zeker
niet minder vertrouwen heeft spreker in de heer Stevens, die al zoveel in
deze gemcente heeft gebouwd. Burgemeester en wethouders zijn, behoudens
dit ene gevai, buitengewoon tevreden over zijn werk.
De Voorzitter zegt, dat er vooral voor gewaakt moet worden, dat de ge-
meente, nu er ongeveer 1000 woningwetwoningen zijn gebouwd, geen pre-
cedent schept. De gemeente is uiteraard niet verantwoordelijk maar men
zou kunnen stellen, dat de woningstichting wel aansprakelijk is. Om daar-
omtrent volkomen zeker te zijn hebben burgemeester en wethouders juri-
disch advies ingewonnen, want als de woningstichting aansprakelijk zou
zijn komt het er toch op neer, dat de gemeente moet betalen. Zoals de heer
Pliester al heeft gezegd, is de schade aan gordijnen enz. tengevolge van de
constructiefout zeer moeilijk vast te stellen. Spreker denkt hierbij aan het
noodweer op 4 december. Als voorbeeld haalt spreker aan, dat hij deze zo-
mer een nieuw rieten dak op zijn huis heeft gekregen, maar op 4 decem-
ber had hij geen pannen en potten voldoende om het water, dat zijn huis
binnendrong, te kunnen opvangen. Zo zal ook de 4e december er aan heb-
ben meegewerkt, dat de bewoners van de 48 woningen schade hebben ge-
leden. Volgens h'et rechtskundige advies is ingevolge het bepaalde bij arti-
kel 1279 B.W. eerst schadevergoeding verschuldigd wanneer de verhuur-
der, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na
te komen. Van een ingebrekestelling van de zijde van de huurders is tot
dusver geen sprake geweest. Er zijn alleen maar klachten ingediend.
Verder zegt de rechtskundige, dat de wettelijke regeling van de huur-
overeenkomst echter een aansprakelijkheid voor schade van de verhuurder
meebrengt. Artikel 1588 B.W. bepaalt n.l., dat de verhuurder moet instaan
voor a!Ie gebreken van het gehuurde goed, we'.ke het gebruik daarvan ver-
hinderen zelfs wanneer de verhuurder bij de verhuring van die gebre-
ken niet op de hoogte was en dat, wanneer door de gebreken enig na-
deel ontstaat voor de huurder, de verhuurder verplicht is hem deswege
schadeloos te stellen. Maar dat is hier niet het geval geweest. Men heeft
minder genot van het gehuurde gehad, maar men kan niet zeggen, dat de
woningen niet voor bewoning geschikt zijn. De rechtskundige komt
dan ook tot de conclusie, dat de verhuurster en dus ook de ge-
meente niet voor de schade aansprakelijk kan worden gesteld.
Nu wil mevr. van der Meulen uit bewogenheid de mensen toch wat ge-
ven. Spreker blijft er bij, dat de raad dit niet mag doen. De raad moet
het gemeenschapsgeld rechtvaardig beheren en hier bestaat voor de be-
woners geen recht op schadevergoeding, zoals uit het juridische advies
blijkt. Men kan het gemeentebestuur niet aansprakelijk stellen voor fou-
ten die, zonder dat het gemeentebestuur er iets aan heeft kunnen doen,
zijn gemaakt. Spreker moet ten sterkste ontraden om in dit geval het
hart te laten spreken. Laat men zich op een formeel standpunt stellen.
Daarmede schept men geen precedenten die in de toekomst ongetwijfeld
tot moeilijkheden zullen leiden.
Mevr. van der Meulen merkt op, dat de heer Pliester heeft gezegd, dat,
wanneer een groot aantal mensen door het noodlot is getroffen er een
andere weg open staat dan nu het maar een klein aantai betreft. Spreek-