128
27 januari 1961.
ster gelooft, dat zulks toch wel precies hetzelfde blijft. De heer Pliester
spreekt verder over de prineipiële kant van de zaak maar voor haar gaat
dat principe niet op. Voorts wordt er gewezen op de buitengewone weers-
omstandigheden van 4 december, maar het zijn niet die buitengewone
omstandigheden geweest die tot de schade hebben geleid, want al vöôr de
grote vakantie waren er klachten over lek- en condenswater. Het zijn dus
inderdaad de gebreken aan deze woningen die de bron zijn van alle narig-
heid. De voorzitter zegt, dat er van schuld zou kunnen worden gesproken
als de gemeente had nagelaten de reparaties te verrichten. De woningen
die gebreken hadden zijn heus niet allemaal verbeterd. Men heeft volstaan
met een proef te nemen met een aantal woningen. Deze proef is mislukt
want de gebreken waren niet weg. Spreekster is er niet helemaal van
overtuigd dat de bewoners geen schijn van recht hebben. De voorzitter
heeft gezegd, dat de bewoners juridisch niet juist hebben gehandeld omdat
de verhuurster door hen niet in gebreke is gesteld. Natuurlijk doe'n deze
mensen dat niet omdat ze denken met een klacht klaar te zijn en spreek-
ster denkt dat in haar oriwetendheid ook. Als spreekster iets aan haar
huis heeft volstaat zij ook met een klacht.
De Voorzitter zegt, dat als er een waterbuis springt, men zijn huisbaas
kan verzoeken die buis te laten maken. Dan is het een aanwijsbaar iets,
maar in het onderhavige geval was de oorzaak van de klachten niet be-
kend. Wel zijn bepaalde maatregelen genomen maar die hebben niet het
gewenste effect gesorteerd. Maar van het moment af, dat de klachten ter
kennis van het gemeentebestuur zijn gekomen, is het gemeentebestuur in
ieder geval in deze bezig geweest. Tot eindelijk de commissie van onder-
zoek is samengesteld welke commissie nu de oorzaak van de lekkage blijkt
te hebben gevonden. In die tijd is door de bewoners schade geleden aan
het huisraad. Uit het juridisch advies blijkt, dat de gemeente daar niet
voor aansprakelijk kan worden gesteld. Maar dan gaat het toch niet aan
om z'n goede hart te laten spreken en toch schadevergoeding te geven.
Spreker vraagt zich zelfs af, of gedeputeerde staten een dergelijke onver-
plichte uitgave zouden goedkeuren. Als er maar een schijn van recht was,
zou het vanzelf spreken, dat de gemeente de schade zou vergoeden, maar
er is nu zonneklaar gebleken, dat er geen enkel recht aanwezig is.
De heer van der Linden gelooft ook wel, dat naar wettelijke maatstaven
gerekend, er geen recht op schadevergoeding bestaat maar er zijn ook
morele maatstaven.
De Voorzitter zegt, dat de gemeente geen particulier is die zijn goede
hart kan Iaten spreken.
De heer van der Linden merkt op, dat de gemeente tot op zekere hoogte
de huisbaas is. Spreker wil niets afdoen aan de capaciteiten van de leden
van de commissie van onderzoek. Dat mag de wethouder van spreker niet
verwachten, omdat spreker toch wel weet met wie men te doen heeft.
Spreker had het liever anders gezien omdat de leden der commissie min
of meer bij de bouw betrokken waren. Nu zegt de heer van Lent wel, dat
zulks bij 2 leden niet het geval was, maar spreker heeft één van hen meer-
malen op het werk gezien toen hij daar zelf aan het werk was. Voor deze
leden was het moeilijk om collega's qua capaciteiten te moeten aanvallen.
Dat is heel moeilijk.
Het is niet alleen en niet in hoofdzaak die regenachtige tijd omtrent
St. Nicolaas geweest die aanleiding was van de lekkages. Die dateren
eigenlijk al vanaf de tijd, dat de huizen bewoond worden. AIs er geen con-
structiefouten zijn zal men geen 3 jaar last van condenswater hebben. Nu
de kachel al 3 jaar is gestookt moet de vocht uit de huizen zijn. Als de
heer Pliester na 26 jaar in zijn huis te hebben gewoond, bij buitengewone
weersomstandigheden last van het water krijgt, kan dat komen door een