28 september 1961
291
Ik moest dus zwijgen. Een enkele keer is mij wel een woord ontvallen
als een of ander raadslid dit uitlokte, maar dat was dan ook het enige
wat ik kwijt kon. En nu heb ik de gelegenheid gekregen om tot u te
spreken. Daar ben ik intens dankbaar voor. U zult kunnen begrijpen, dat
mijn gedachten op het ogenblik teruggaan naar mijn jeugd. Ik heb in
Heemstede in de wieg gelegen, Het was wel een ijzeren wieg, maar het
was toch een wieg. Zo was het vroeger. Het was vroeger in Heemstede
rustig wonen. Er waren 2 agenten, maar dat was meer dan voldoende. In
die tijd kenden we nog geen nozems. Over mijn jeugd dan gesproken,
toen ik de vochtige periode te boven was, kreeg ik de jongenskiel om mijn
schouders. Daar denk ik nog vaak aan, want het was in die periode, dat
ik de eer had namens de school, op 31 augustus bloemen te mogen plaat-
sen bij het portret van H.M. Koningin Wilhelmina, in het huis van dok-
ter Laeyendecker dat toen nog raadhuis was. Ik ben daarom erg dank-
baar, dat ik nu, aan het einde van mijn loopbaan, in het huis der ge-
meente, dat zo mooi en zo groot is en waaraan voor mij zovele herinne-
ringen zijn verbonden, in de raadsvergadering ben toegesproken door de
burgemeester en door de nestor van de raad.
Afscheid nemen doe ik met een blij hart. Het werk, de burgemeester
heeft het gezegd, was soms wel eens wat zwaar, maar ik heb er geluk-
kig nooit tegenop behoeven te zien, want mijn krachten hebben me nooit
in de steek gelaten en daar ben ik God dankbaar voor. Maar toch is mijn
tijd nu gekomen. Over een paar jaar zou ik missehien niet zo fit meer
zijn als nu en dan zou ik noodgedwongen weg moeten gaan. Ik ben blij
dat ik dit heb mogen beleven. Burgemeester, ik dank U voor de vrien-
delijke woorden die U namens het gemeentebestuur tot mij hebt willen
spreken. Het is te veel geweest burgemeester wat U gezegd hebt. Het
heeft me klein gemaakt. Ik wist zelf niet, dat ik gedaan heb wat U hebt
opgesomd. Ik deed dat werk als vanzelf. Ik moest het doen, natuurlijk,
maar nu U dat allemaal in herinnering hebt gebracht en mij daarvoor
hebt bedankt, en de aangeboden enveloppe blijk geeft van de waardering
van het gemeentebestuur, ben ik U daar recht dankbaar voor. Ik zal de
woorden die gij tot mij gesproken hebt, nimmer vergeten en ik hoop, dat
U in lengte van dagen gesterkt moge worden om Uw taak in dienst der
gemeente Heemstede te behartigen en tot een goed einde te brengen tot
heil en welzijn van de gemeente Heemstede en haar inwoners.
Ik wil nog graag antwoorden op het gesprokene door de nestor van de
raad. Meneer van der Linden, ik ben dankbaar dat U het is geweest, die,
als nestor van de raad, namens de raad gesproken heeft. U hebt gezegd
dat wij elkaar reeds lang kennen en dat is ook zo. Wij hebben elkander
misschien wel een beetje in de weg gelopen, best mogelijk, maar Heem-
stede was toen nog ruim. We hebben ook nog wel eens dingen gedaan
die niet helemaal door de beugel konden, U weet het wel, we plukten ze
nooit van de boom af, maar we raapten ze altijd van de grond op. Dat
was een prettige tijd en ook later toen we werkten in de Florakinderen,
hebben we ook nog met elkaar om kunnen gaan, zij het een beetje uit de
verte. In die tijd zijn we elkaar niet vergeten. Nadien is het voor mij,
maatschappelijk gezien, veel beter geworden, want de Flora-kinderen mo-
gen schoon zijn, met hun kleur en met hun geur, maar het was financieel
niet rooskleurig. Toen ik in gemeentedienst trad is de zon voor mij, wat
de financiële zijde betreft, gaan schijnen en daar ben ik dankbaar voor.
Ik had het nooit durven denken dat ik hier nog eens zou komen te staan.
Meneer de nestor van de raad, ik dank U vriendelijk voor Uw woorden
en bovenal de raad voor het cadeau in de vorm van een mooie tas. Ik
hoop er een dankbaar gebruik van te maken en ik zal haar meenemen
naar Afrika om mijn kinderen dit bewijs van liefde die de raad voor mij
had, te laten zien. (applaus)