282
28 september 1961
de commissie van onderzoek zich zeker niet schuldig gemaakt en om de
door de commissie aangegeven bedragen gaat het.
Haar fractie îs van mening, dat, hoewel de gemeente in rechten niet
verphcht îs de schade te vergoeden, er toch wel voor de gemeente een
morele verplichting tot schadevergoeding bestaat. De vrees voor het
scheppen van een precedent kan spreekster niet delen. Het zou wel een
wonder zijn als men in deze gemeente voor een herhaling van een zoda-
mg geval kwam te staan. Bovendien zou men het toch zo kunnen for-
muieren, dat de gemeente in dit zeer uitzonderlijke geval bereid is de
schade van de bewoners te vergoeden zoals deze door de commissie 'van
deskundigen îs getaxeerd. Waar in een gemeente als Bussum in een
soortgelijk geval, zonder moeilijkheden besloten is de schade te vergoe-
den, ziet spreekster niet in, dat men in Heemstede niet hetzelfde zou
kunnen doen. Wanneer men principieel op het standpunt staat dat de
gemeente de schade niêt moet vergoeden, dan wijkt men, indien men
wel de vloerbedekking wil vergoeden, toch van dat principe afSpreekster
gelooft, dat wanneer men besluit om schade te vergoeden, dat men dan
de getaxeerde gehele schade moet vergoeden.
t M,r" PIlester's het opgevallen, dat in het voorstel van de heer van der
Linden de motivermg er van uitgaat, dat er eigenlijk al een soort princi-
pe-besluit van de gemeenteraad zou zijn dat men verplicht is de schade
te vergoeden. Zo ver gaat mevr. van der Meulen niet, maar die gaat van
de premisse uit, dat de raad het er mee eens is, dat er een morele ver-
plichtmg voor de gemeente bestaat om schade te vergoeden. Spreker
meent, dat burgemeester en wethouders zeer juist aanvoeren dat de ge-
schade niet van zodanige omvang is, dat zij voor vergoeding van
gemeentewege in aanmerking komt. Reeds eerder is door spreker ge-
zegd dat er juridisch gezien, geen sprake is van een verplichting tot
schadevergoeding, terwijl het hem ook ongewenst voorkomt dergelijke
schade te vergoeden als er niet bepaald een soort van gemeentelijke
ramp heeft plaats gehad. Terecht is door burgemeester en wethouders
gezegd, dat door de bewoners een overdreven voorstelling van de gele-
schade is gegeven, terwijl een deel der schade wel degelijk had kun-
nen worden voorkomen.
Een van sprekers fractiegenoten heeft gezegd, dat zich op de vloeren
door het water van die zeer bijzondere regenbui, salpeterzuur heeft ont-
wikkeld waardoor schade aan de vloerbedekking ontstond waarom hii
nog wel voor gedeeltelijke schadevergoeding kon voelen. Ook daar is
echter een argument tegen aan te voeren. Een algemeen volksspreek-
woord zegt nl. „Laat het eerste jaar je vijand in je huis wonen het
tweede jaar je. vriend en ga er het derde jaar zelf in wonen." Het is
dus bekend, dat er aan het bewonen van een nieuw huis'zekere risico's
zijn verbonden en dat men in zo'n geval dus ook wat meer attent dient
te zijn.
Zijn fractie blijft van mening, dat het bepaald niet gewenst is prece-
denten te scheppen, want daar komt het toch eigenlijk op neer wanneer
de gemeente de volledige schade gaat vergoeden.
De heer Vooren is absoluut van mening, dat hier sprake is van een
constructiefout van de huizen. Zijn rechtvaardigheidsgevoel zegt hem
dat het dan ook billijk is, dat de schade die daaruit is voortgevloeid'
wordt vergoed. Spreker zou dan ook de schade, die als gevolg van dë
foutieve constructie van de kozijnen is ontstaan, willen vergoeden.
Mevr. Vriesendorp ziet eigenlijk ook wel een morele verplichting van
de gemeente om schadevergodeing te geven, niet op de gronden die
mevr. van der Meulen aangeeft, maar omdat de gemeente eigenliik zo
laks is geweest bij het herstellen van de constructiefouten. Wanneer men
veel sneller op de klachten van de bewoners had gereageerd, zou er mis-