26 oktober 1961 303 De Voorzitter gelooft niet, dat de raad de juiste situatie goed voor ogen staat. Dit is een zeer moeilijk te bebouwen terrein. De gemeente heeft daar een strook grond liggen maar kan daar niet bouwen. Er kan daar alleen worden gebouwd, wanneer de achterliggende stukken grond in één hand zijn. Als het een bouwterrein betreft dat in zijn geheel van de gemeente wordt gekocht, kan spreker zich voorstellen, dat de raad het logisch vindt, dat als voorwaarde wordt gesteld, dat één of meerdere huizen aan Heem- stedenaren ten goede komen. Dat is echter in dit geval niet aan de orde. Deze bouwers hebben met grote moeite voorlopige koopakten afgesloten met de eigenaren van de 2 achterliggende terreinen, die nodig zijn om te kunnen bouwen. Als zij niet bouwen kan niemand er meer bouwen want spreker is ter ore gekomen, dat één van deze eigenaren er bitter weinig meer voor voelt, zodat hij dus eigenlijk blij zou zijn als de voorlopige akte niet zou doorgaan. Na deze transactie zal een oplossing ontstaan welke door het college van burgemeester en wethouders ten zeerste wordt toegejuicht. Spreker vindt wel, dat deze factor hier mee mag spelen. Mevr. van der Meulen zegt, dat er een misverstand is tussen de heer Pliester en haar. De heer Pliester zegt, dat nergens uit het ingediende voorstel blijkt, dat het over verkoop gaat, maar dat is al door burgemees- ter en wethouders gezegd. Er is door spreekster alleen gevraagd om de verkoopvoorwaarden aan te vullen met de voorgestelde clausule. Spreek- ster meent dat dit duidelijk genoeg is. Zij zou het voorstel wel aan kun- nen vullen zoals de heer Pliester dat wenst, als hij dan met het voorstel mee zou kunnen gaan. Spreekster voelt een aanvulling van de verkoopvoorwaarden niet als un- fair zoals de heer Verhoeven dat doet, want het gaat hier om een voor- lopige koopakte en de bouwers weten, dat verkocht wordt behoudens goed- keuring van de raad. Zij weten bovendien heel goed, dat men in de raad graag opkomt voor de belangen van de eigen ingezetenen. Na het afsluiten van een voorlopige koopakte lopen zij dus de kans, dat aanvullende voor- waarden worden gesteld. Omdat de gemeente vrij veel geld moet investe- ren voor deze oplossing, meent spreekster, dat het dan niet zo bezwaarlijk kan zijn, dat één van de woningen hetzij rechtstreeks hetzij middellijk, ten goede komt aan een Heemsteeds gezin. De Voorzitter wil thans het meest-verstrekkende voorstel, n.l. dat van burgemeester en wethouders in stemming brengen. De heer Vooren zegt, toch te mogen aannemen dat burgemeester en wethouders bij de bouwers zullen aandringen op zoveel mogelijk verkoop aan Heemsteedse ingezetenen. De Voorzitter antwoordt bevestigend. Bovendien is het zo, dat, wanneer iemand vanuit een andere gemeente een woning koopt, geprobeerd wordt de vrijkomende woonruimte voor een Heemsteeds gezin te reserveren. De heer Schuitenmaker zegt, dat deze zaak in de commissie voor het grondbedrijf inderdaad is gesteld zoals de heer van Lent het nu heeft ge- zegd. Spreker wil opmerken, dat de gemeente de bouwer nodig heeft; maar de bouwer ook de gemeente. De onderhandelingspositie van burgemeester en wethouders zal sterker zijn wanneer burgemeester en wethouders de vrije hand wordt gelaten en niet allerlei stringente bepalingen worden ge- steld waaraan misschien niet kan worden vastgehouden. Mevr. van der Meulen zegt, dat het waarschijniijk verstandiger is, het voorstel te veranderen in een motie en dan in principe aan te nemen, dat bij de verkoop van gemeentegrond een aantal woningen ten goede moet komen aan Heemstedenaren. De Voorzitter acht het beter, een dergelijke motie bij de behandeling van de begroting aan de orde te stellen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1961 | | pagina 11