4e afd. 30 november 1961. 159
INTREKKING IÎKSI.I IT ONTEIGENING TERREIN
LAN CKHORSTLA AN
Aan de Raad,
Bij raadsbesluit van 27 oktober 1955, no. 133, goedgekeurd bij Konink-
lijk Besluit van 14 april 1956, no. 17, is besloten tot onteigening van 1692
m2 tuingrond van de N.V. Autogarage Van Lent, gelegen aan de Lanck-
horstlaan. Het perceel grond is gelegen in het uitbreidingsplan LVI D en
daarin bestemd voor „bijzondere en openbare gebouwen". Aanvankelijk
lag het in het voornemen op deze grond een gymnastieklokaal te stichten
voor buitenschools gebruik, van welk lokaal tevens de scholen gebruik
zouden kunnen maken. Naderhand werd het beter geacht het gebouw voor
een ruimer doel te bestemmen en werd het plan omgewerkt tot een sport-
hal, mede geschikt voor zaalsporten als badminton en volleybal.
Voor laatstgenoemd plan hebt U bij Uw besluit van 20 juni 1955, no. 81
een krediet verstrekt van /185.000,— voor de bouwkosten en /26.000,—
voor de inventaris.
Inmiddels hadden wij onderhandelingen aangeknoopt met de eigenares
van het perceel om tot aankoop te geraken. Na Uw besluit tot onteige-
ning hebben wij onze besprekingen voortgezet. De onderhandelingen be-
wogen zich om een prijs van /12,— tot /15,— per m2; over deze prijs
zelf bestond geen verschil van mening; onzerzijds werd echter gesteld,
dat het perceel vrij van de er gedeeltelijk op rustende erfdienstbaarheid
van niet-bebouwen moést worden geleverd; eigenaresse was hiertoe even-
svel niet bereid c.q. in staat. Om deze reden hebben wij de inmiddels aan-
gespannen procedure bij de rechtbank doen voortzetten.
In de loop der jaren is de grondprijs, mede door nadere eisen van eige-
naresse, aanmerkelijk opgelopen. De in 1957 door de rechtbank benoemde
deskundigen-commissie schatte in haar rapport van 8 april 1960 de te be-
talen schadevergoeding op /34.658,—, hetgeen neerkomt op /20,48 per
m2. Op formele gronden werd dit rapport door de rechtbank niet aan-
vaard. In haar rapport van 27 april 1961 komt de commissie thans op een
prijs van 21,73 per m2. Daarbij komen nog de kosten van ophoging. De
bouwkosten zijn sinds 1955 zoals bekend ook aanmerkelijk gestegen.
Een en ander heeft ons aanleiding gegeven de mogelijkheden van de
stichting van een sportgebouw op bovengenoemd terrein bij de huidige
stand van zaken aan een kritische onderzoek te onderwerpen. Het leerlin-
genaantal van de lagere scholen en daarmede het aantal klassen is zoda-
nig terug gelopen, dat thans op bevredigende wijze in het gymnastiekon-
derwijs op de lagere scholen wordt voorzien. De St. Henricus-uloschool
wacht reeds enige jaren op de rijksgoedkeuring voor een gymnastieklo-
kaal, zodra dit lokaal wordt gebouwd zal voor het gymnastiekonderwijs
op de scholen elk knelpunt zijn verdwenen. Ook de gymnastiekverenigin-
gen hebben een voldoende accommodatie gevonden; door de bouw van het
zojuist genoemde lokaal zal ook een eventueel stijgende behoefte kunnen
worden opgevangen.
Gezien deze ontwikkeling zou de sporthal derhalve uitsluitend een func-
tie kunnen hebben voor het beoefenen van zaalsporten. Bij informatie bij
het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid is ons gebleken
dat rijksgoedkeuring voor sporthallen slechts in geval van hoge urgentié
wordt verleend, dat daarbij de behoefte in streekverband wordt bezien en
dat voorts mede wordt gelet op de rendabiliteit van het gebouw.
Ter verkrijging van een zekere mate van rendabiliteit zou de sporthal
nu enerzijds de stichtingskosten zo sterk zijn gestegen en anderzijds
gebruik voor gymnastiekdoeleinden is vervallen niet alleen geschikt
moeten zijn voor het beoefenen van volleybal en badminton, maar ook voor