De aan de hand van deze gegevens opgemaakte begroting bleek in in- komsten en uitgaven te sluiten. Daarna bereikte ons de circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 21 september j.l., waarin wordt medegedeeld waarop, in ver- band met het opmaken der gemeentebegrotingen voor 1962, aan uitkerin- gen op grond van de Financiële Verhoudingswet 1960 in het begrotings- jaar mag worden gerekend. Behalve een verhoging van de normbedragen voor de bijdragen in de onderwijsuitgaven wordt andermaal een verhoging van het schaalbedrag per inwoner in uitzicht gesteld, thans van 45,tot 51,Daarnaast is de vermenigvuldigingsfactor voor de kosten van sociale zorg, welke kosten mede een onderdeel vormen van de algemene uitkering uit het ge- meentefonds gebracht op 1,35. Aanvankelijk was daarvoor van 1,4 uitge- gaan. Een en ander heeft tot gevolg, dat de ramingen der inkomsten, in vergelijking met de aanvankelijke opzet der begroting, een verhoging met bijna /200.000,ondergingen. Dit bedrag is als batig saldo van de gewone dienst aan de saldi-reserve toegevoegd. Het vorenstaande houdt in, dat het voordeel hetwelk uit de totstand- koming van de Financiële Verhoudingswet 1960 voor onze gemeente over het jaar 1960 vermoedelijk zal voortvloeien is opgelopen van 709.493, welk bedrag in onze nota bij de begroting voor 1961 werd genoemd, tot rond 1.000.000,Zoals U bekend is wordt op dit bedrag voor de uit- keringsjaren 1960, 1961, 1962 en 1963 een limiet-korting toegepast van respectievelijk 4/5, 3/5, 2/5 en 1/5 gedeelte. Dit betekent, dat over het jaar 1962 meer aan uitkering ingevolge de wettelijke regeling op de fi— nanciële verhouding tussen het rijk en de gemeenten zal worden ontvan- gen 3/5 gedeelte van 1.000.000,600.000,welk laatste bedrag dan nog wordt verhoogd met /200.000,op grond van de mededelingen in eerdergenoemde ministeriële circulaire. Het bedrag van 200.000,is n.l. niet onderworpen aan de limietkorting, waarvan hierboven wordt ge- sproken. Het verheugt ons, dat als gevolg van de inwerkingtreding der Finan- ciële Verhoudingswet 1960 het zich laat aanzien, dat de tijd waarin telken- jare een aanzienlijk bedrag aan de reserves moest worden onttrokken om de begroting sluitend te maken voorlopig tot het verleden behoort en de- ze in de afgelopen jaren zo sterk geslonken reserves thans weer enige versterking zullen kunnen ondergaan. Wij menen goed te doen in dit verband nog eens te memoreren, dat de nadelige saldi der rekeningen over de jaren 1956, 1957, 1958 en 1959 respectievelijk bedroegen /87.723,32; /266.001,—; /364.514,35 en /379.654,20. Blijkens de ramingen op Hoofdstuk I van de kapitaaldienst der begro- ting 1961 zou de saldi-reserve onder het oude financiële bestel aan het einde van dat jaar geslonken zijn tot 130.000,waarnaast nog slechts een bedrag van 136.883,25 aan algemene reserve ter beschikking stond. Als gevolg van de inwerkingtreding der Financiële Verhoudingswet 1960 zal naast het genoemde bedrag aan algemene reserve ultimo 1962 weder een saldi-reserve kunnen zijn ontstaan van 708.000, Meer nog dan het feit, dat het bedrag der reserves zich weder in op- gaande lijn beweegt verheugt het ons, dat door de aanzienlijke versterking der middelen de uitvoering van de kostbare kapitaalswerken, die in de eerstkomende jaren aan de orde zal komen en welke werken zijn opgesomd in onze nota bij de begrotingen 1961, niet zal behoeven te stagneren we- gens het ontbreken van de mogelijkheid tot financiering van rente, af- schrijving en eventueel exploitatiekosten. De thans voorliggende gemeente-begroting sluit in inkomsten en uitga- ven met een totaalbedrag van 6.696.779,75. In dit bedrag zijn de in- komsten en uitgaven van het Hoofdstuk „Verrekeningen" niet begrepen. Voor onvoorziene uitgaven is een bedrag van /67.128,60 uitgetrokken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1961 | | pagina 2