m
iS
15 december 1961
369
Men kan kritiek op het college hebben - en indien wij menen dat die
tot uitdrukking gebracht moet worden, zal onze fractie dit stellig doe
maar wij hebben nog wel zoveel vertrouwen, dat we zijn leden er met
van verdenken, dat zij van nu af aan voor „het goede heertje" zullen
gaan spelen, integendeel, ik zou willen zeggen, er îs een spreekwoord n.l.
,de zuinigheid die de wijsheid bedriegt".
Van onze kant hebben wij er meer behoefte aan om nog eens te onder-
strepen dat in het verleden op grond van de benarde fmanciele positie
der gemeente en in verband met de bestedingsbeperkmg allerlei wel nood-
zakeliike voorzieningen moesten blijven rusten. Hierbij kwam nog de on-
willigheid van de meerderheid van de raad om door een redelijke verho-
ging van de plaatselijke belastingen, de nodige middelen op tafel te
brengen. Het nog niet gereed zijn van de zwemvijvers om een enkel
voorbeeld te noemen is toch wel de meest trieste erfems van dit sober-
^^Onze^fractie is er van overtuigd, dat het juist nü althans uit finan-
cieel oogpunt bezien het meest geschikte ogenblik îs om naar verwe-
zenlijking van de op stapel staande plannen met kracht te streven. Men
moet het ijzer smeden als het heet is. Er is daarbij o.i. geen enkele plaats
voor de vrees, dat de gezonde financiële positie van de gemeente m ge-
vaar komt. Hiervoor pleiten o.i. de volgende argumenten:
le. de voorgenomen kapitaalswerken en die waartoe de raad nader mocht
besluiten kunnen nu eenmaal niet allemaal tegelijk worden uitgevoerd,
zowel de stand van de arbeidsmarkt als de capaciteit van de dienst
van Openbare Werken laten dit eenvoudig niet toe;
2e. îang niet alle kapitaalsuitgaven zijn voor 100 onrendabel. Ik denk
hierbij bijv. aan de investering voor het politiebureau;
3e. de gemeente kan vrij zeker t.z.t. aanspraak maken op een uitkering
op grond van het ontwerp van wet „Wegenfinanciering";
4e. als appeltje voor de dorst hebben we nog een f 400.000,— in het voor-
uitzicht door het wegvallen van de limiet krachtens de meuwe wet,
een eigen nog niet volledig aangeboord belastingpotentieel, waarbij
straks waarschijnlijk nog de ,,woonplaatsbelasting komt.
Op grond van deze motieven is er voorts alle reden te verwachten dat
de saldi-reserves, die blijkens de nota van aanbieding ultimo 1962 f 708.000
zullen bedragen, geleidelijk tot een financieel te verdedigen hoogte zullen
uitgroeien. In deze gedachtengang sluiten wij ons volledig aan bij de op-
vatting van burgemeester en wethouders, dat de vorming van reserves
nimmer doel op zich zelf mag zijn. Populair gezegd: „Voor het vullen van
een oude kous voelen ook wij niets."
Over de belasting zou ik nog het volgende willen zeggen. In gemeente-
liike kringen gaan de gedachten uit naar een vergroting van het eigen
belastinggebied. Zo wil men de gemeentelijke beslissingsvrijheid verrmmen,
maar het middel is erger dan de kwaal. Het is immers klaar en duidelijk,
dat het verschil tussen middelen en behoeften veel te groot is om langs
deze weg overbrugd te worden. De draagkracht der gemeenten loopt ook
te ver uiteen, terwijl tenslotte een vaste gemeentelijke belastmgheffing
moeilfjk te rijmen valt met de conjunctureel politieke doelstellingen van de
centrale overheid. Een bevredigende oplossing is vrijwel onmogelijk zolang
betrokkenen blijven denken in begrippen, die ontleend zijn aan de vast-
gelopen historische situatie.
Met te releveren wat ik over Heemstede heb gezegd heb îk m het bij-
zonder willen opmerken, dat ook onze fractie er niets voor voelt het ge-
meenschapsgeld onnodig over de balk te gooien, maar aan de andere kant
is er ons alles aan gelegen, dat, nu er ruimere middelen zijn, de taak welke
de overheid op zo veel terreinen heeft, met energie wordt aangepakt.