15 december 1961
389
voorstel uit de raad zal komen om daartoe te g-eraken.
Het heeft burgemeester en wethouders toch wel enigszins verbaasd, dat
deze kritiek ineens op het stichtingsbestuur neerdaalt. Het feit, dat de
burgemeester als zodanig voorzitter is van het stichtingsbestuur, hoe
weinig benijdenswaard dat dan misschien ook zijn moge, schept de moge-
lijkheid, dat hij stimulerend kan werken om bepaalde noodzakelijke voor-
zieningen te doen treffen. Persoonlijk heeft spreker het altijd op hoge prijs
gesteld, dat burgers uit de gemeente deel uitmaken van het stichtings-
bestuur, zodat het niet een ambtelijk apparaat is waarin alleen ambte-
naren, leden van de raad en de burgemeester zitting hebben. Spreker zou
het ten zeerste betreuren wanneer de raad in deze een andere weg zou
willen inslaan. Enerzijds worden dus meerdere leden van de raad in het
stichtingsbestuur gewenst, anderzijds acht men het beter dat de burge-
meester als zodanig geen voorzitter is en dat de wethouders ook geen
zitting hebben in het stichtingsbestuur. Deze meningen staan wel tegen-
over elkaar. Spreker is van oordeel, dat de raad geen enkele zorg behoeft
te hebben, dat, wanneer voorzieningen moeten worden getroffen, deze niet
zullen worden getroffen. De moeilijkheden die indertijd zijn ontstaan bij
de verbetering van de tribunes en het herstel van de oude zwemvijvers,
waarover de heer Rutgers sprak, hebben een heel andere oorzaak gehad.
Het toenmalige hoofd van openbare werken was nl. niet de man waarmee
prettig viel samen te werken. Deze situatie is nu volkomen gewijzigd,
doordat er nu een directeur van openbare werken is, waarin burgemeester
en wethouders het voiste vertrouwen hebben. Burgemeester en wethouders
hebben, bij de benoeming van de directeur van de bedrijven in het stich-
tingsbestuur, gevraagd, of hij zich daardoor enigszins gebonden zou voelen,
waarop hij heeft geantwoord dat dit geenszins het geval was en dat hij
volgaarne zitting in het stichtingsbestuur zou nemen. Het is voor een goed
beheer erg belangrijk dat ook deskundigen in het stichtingsbestuur zitting
hebben.
De vraag over de stand van de samenwerking met andere gemeenten is
reeds door de wethouder van openbare werken beantwoord. Deze samen-
werking is op het ogenblik zeer intensief. Steeds meer blijkt overal de
bereidheid aanwezig om grote problemen gemeenschappelijk te bekijken.
Burgemeester en wethouders zeggen gaarne toe, dat zij in alle opzichten
willen medewerken om tot een intensieve gemeentelijke samenwerking op
allerlei gebied te komen.
Tenslotte verzoekt spreker wethouder van Wijk de vraag van de heer
Verhoeven over steun van sociale zaken bij de aanschaffing van B.B.-
noodrantsoenen voor minder draagkrachtigen, alsnog te wiilen beant-
woorden.
Wethouder mr. van Wijk is met de heer Verhoeven er van overtuigd, dat,
als tot de conclusie wordt gekomen dat aanschaffing van B.B.-noodrant-
soenen toch wel noodzakelijk is, hier inderdaad wel voor sociale zaken een
taak zou liggen. Als het nodig is, is het voor iedereen nodig en dan moet
de kwestie van het al dan niet kunnen betalen, zeker geen beletsel vormen
om tot aanschaffing over te kunnen gaan. Spreker gelooft, dat het college
het in deze wel met spreker eens is.
Mr. Rutgers zegt, dat het reeds moeilijk is zich in een bepaalde tijd in
eerste instantie een beeld van de gemeente-begroting te vormen, maar dat
het nog moeilijker is om uit te maken hoever men zijn repliek zal uit-
strekken. Voor spreker is dat nog lastiger omdat hij als no. 1 moet spreken
en dus de replieken van de andere fractievoorzitters niet in zijn beschou-
wingen kan betrekken. Hij stelt zich voor, de verschiliende punten die ter
sprake zijn gebracht even door te lopen, maar hij zal de punten die van-
middag toch nog aan de orde komen, niet behandelen ten einde niet in
herhalingen te vervalien.