390
15 december 1961
Wat het alg-emeen financieel beleid betreft, g-elooft spreker, dat de
standpunten niet zover uiteen liggen. Hij heeft de aandacht gevestigd op
de noodzaak van een voorzichtig financieel beleid, niet omdat hij meent
dat het college nu geneigd is dienaangaande een volledig andere politiek
te gaan voeren, maar meer omdat hij het in het algemeen nodig vindt
°ver net hoofd van burgemeester en wethouders heen, een college waar-
van men, met uitzondering van, de burgemeester, niet weet hoe dat er het
volgend jaar zal uitzien het nieuwe college deze nuance in het finan-
cieel beleid aan te bevelen. Spreker is het er volledig mee eens, dat, wan-
neer daar financieel ruimte voor is, de noodzakelijke werken vooruit-
strevend en krachtig worden aangepakt en hij vertrouwt ook wel, dat het
college dat zal doen. Spreker is het eens met wethouder van Wijk dat de
gemeente een gezon.de politiek ten aanzien van de gemeentelijke huis-
houding moet voeren. Wij kunnen nu wel zeggen, dat we graag zoveel
mogelijk reserves hebben, maar primair is toch, dat tot stand komt wat er
in de gemeente gebeuren moet en dan hopen we, dat die reserves er öök
komen. In tegenstelling met wethouder van Wijk meent spreker, dat men
van de nieuwe ideeën van deskundigen op het gebied van de ôverheids-
fmanciën gebruik moet maken. We moeten niet alles wat we niet helemaal
begnjpen als onjuist ter zijde stellen. Dat lijkt spreker een beetje te ver
gaan.
Dat spreker gezegd heeft, dat hij allereerst het zwembad gebouwd wil
zien, is eigenlijk met het oog op het feit, dat uitstel van dergelijke werken
tot gevolg heeft, dat de bouw veel duurder komt dan de raming. De voor-
zitter heeft gezegd, dat maar afgewacht moet worden of eerst voor het
zwembad dan wel voor het raadhuis rijksgoedkeuring zal worden ver-
kregen. Dat is nu hetgeen spreker apert niet zou willen en waarom hij dit
zo naar voren heeft geschoven. Natuurlijk zijn wij afhankelijk van het
rijk, maar bij de departementen werken geen robots maar mensen met wie
men kan praten, die men kan overreden en aan wie men kan voorleggen
wat men het eerst wil bouwen. Spreker stelt heel uitdrukkelijk, dat hij het
bijzonder zou betreuren en het burgemeester en wethouders ook kwaliik
zou nemen, indien van het rijk eerst de goedkeuring van het raadhuis en
dan die voor de zwemvijver zou komen. Spreker hoopt, dat het coüege er
alles op zal zetten, dat het andersom zal zijn.
De wethouder van financiën heeft o.a. gesproken over de kleuterschool
aan de Glip. Ook de heer Pliester heeft daar het een en ander over gezegd
Wanneer men een oecumenische school bouwt voor de drie groepen doet
men onrecht aan de openbare school, want de openbare school wil uit-
drukkelijk zijn een school voor allen. Spreker is graag bereid de samen-
werking met de bijzondere scholen te helpen volvoeren, maar men kan niet
zo maar zeggen dat men moet samenwerken als drie gelijkvormige part-
ners. Dat zijn ze nu eenmaal niet.
Spreker wist uit het antwoord van burgemeester en wethouders, dat het
uitbreidingsplan de Glip II spoedig zal worden ingediend. Dat was voor
hem geen nieuws. Hij heeft echter in eerste instantie geprobeerd tot uiting
te brengen, dat hij graag een algemeen beeld over de verdere uitbreiding
van de gemeente wil hebben om dan te bezien hoe het verder in het al-
gemeen zal moeten gaan, zodat de raad bij een bepaald uitbreidingsplan
met te horen krijgt, dat het nu eenmaal na veel studie tot stand is ge-
komen en dat er eigenlijk niet meer in veranderd kan worden. Dit heeft tot
gevolg, dat de raad gedwongen wordt om elke herziening van het uit-
breidingsplan ongewijzigd vast te stellen.
Burgemeester en wethouders hebben een nota toegezegd betreffende de
verkoop van woningwetwoningen. De wethouder heeft al te kennen ge-
geven, dat hij meer geneigd is met mevr. van der Meulen uit wandelen te
gaan dan met spreker. Omdat spreker voelt, dat burgemeester en wet-
houders die kant uit willen, zou hij willen aanraden niet vooruit te lopen