394
15 december 1961
gehoord, dat mevr. van der Meulen niet heeft gezegd, dat in Heemstede
een L.O.M.-school moet worden gesticht. Dat hieraan in het intergemeen-
telijk overleg iets moet gebeuren, lijkt spreker juist.
Over het gezamenlijk bouwen van keuzewoningen zal spreker zich niet
uitlaten. Daar zou hij eerst meer van moeten weten.
Spreker is voor burgerzin, maar niet voor een nota daarover. Hij heeft
iets gehoord over een dergelijke nota van burgemeester en wethouders van
Haarlem maar sprekers indruk is, dat daar niet zoveel nieuws in voor-
komt. Spreker zou het wel op prijs stellen dat de nieuwe ingezetenen door
het gemeentebestuur zouden worden ontvangen.
De heer Pliester is uit principe gezagsgetrouw, maar om dat altijd in
woorden te moeten uitdrukken lijkt spreker niet prettig toe. Spreker is
met wethouder van Wijk blij, dat hij gezonde kritiek mag leveren omdat
zijn kritiek goed bedoeld is. Het college van burgemeester en wethouders
heeft het volle vertrouwen van zijn fractie.
De heer Verhoeven zal proberen de lijn van de heer Rutgers te volgen,
nl. om niet teveel te praten. Spreker zou willen beginnen bij wat de wet-
houder van financiën heeft gezegd en dat in combinatie met wat spreker
van de heer Rutgers heeft mogen horen. Spreker zou er dan op willen
wijzen, dat er op het gebied van effecten een bepaald groen blaadje be-
staat. De auteur van dat blaadje zegt altijd: zie je nu wel, de koers van
een Jan Pietersz. Coen-aandeel, om iets te noemen, is gestegen, ik heb het
de vorige keer wel gezegd. Als men die uitspraak echter controleert, dan
blijkt, dat hij heeft gezegd, dat de koers misschien hoger wordt maar dat
zuiks helemaal nog niet zo zeker is.
Spreker vindt het bepaald fout bij reservevorming naar een bepaald
getal te streven. Wethouder Corver heeft daarvoor het getal 2 miljoen
genoemd. AIs dat streefbedrag nooit wordt gehaald, zal spreker er geen
traan om laten. Dat zit hem in het feit, dat spreker over reserve misschien
een enigermate andere instelling heeft dan het college. Reserves hebben,
spreker heeft dat al eens meer gezegd, betekent immers niet, dat wé
ergens in een hoek van het raadhuis een oude kous hebben hangen waar
duiten in zitten die men er zo uit kan halen. Het betekent dus ook niet het
t.z.t. kunnen beschikken over kapitalen. Die gedachte meent spreker een
klein tikkeltje te beluisteren in wat de heer Rutgers daarover heeft ge-
zegd. De heer Rutgers zei nl., dat de kapitaalmarkt op een gegeven
moment stroef kan zijn en dat het dan wel prettig is als men voor het
uitvoeren van grote werken de duiten heeft. Zo is het niet. De reserve die
straks gekweekt wordt, is geen reserve die du moment is. Die reserve is
dan al ergens belegd.
Over de kapitaalmarkt wil spreker ook nog wel iets zeggen. In verband
met het opmerkelijk verschijnsel dat men zich in ons lieve vaderland tegen
alle mogelijke tegenslagen verzekert en door spaargelden, komen er voort-
durend grote bedragen op de kapitaalmarkt ter beschikking. Er is altijd
een moment te vinden waarop men geld kan lenen, als niet op een gegeven
moment het rijk die mogelijkheid stopzet. De gemeente zal dus altijd in
staat blijken, ook al heeft zij geen reserve, kapitaalswerken te finan-
cieren, als zij maar voldoende inkomsten heeft om de rente en aflossing
daarvoor uit de gewone middelen te bestrijden. Spreker ziet dus niet in,
dat in grote mate naar een reserve moet worden gestreefd en hij zou het
daarom een verkeerd beleid vinden, wanneer men niet een gepast gebruik
zou maken van de vele middelen die de gemeente zijn toegevloeid.
De heer Corver is abuis wanneer hij meent, dat de heer Rutgers hêm
bedoeld zou hebben als de Tijl Uilenspiegel. Eigenlijk is de heer Rutgers
zelf het zij spreker gepermitteerd het te zeggen de Tijl Uilenspiegel.
Bij het klimmen is hij blij want hij weet dat hij weer gaat dalen en bij het
dalen is hij moedeloos en somber.