400
15 december 1961
gebied, over de nieuwe wet financiële verhouding tussen rijk en gemeenten,
waarin hij ook enigszins de historische achtergrond belicht. De heer Ver-
hoeven heeft in zijn repliek goed de aandacht gevestigd op het feit, dat de
toestand vroeger, toen er een grotere vrijheid ten aanzien van de be-
lastingen voor de gemeenten bestond, geenszins ideaal was. De heer
Thijssen breekt er ook een lans voor om niet naar de oude toestanden
terug te gaan. Hij vestigt nadrukkelijk de aandacht op het feit, dat het
een zeer moeilijk onderwerp is en dat hij daarom niet verwacht, dat
binnen betrekkelijk korte tijd van de zijde van de regering voorstellen
dienaangaande zullen worden ingediend.
Intergemeentelijk overleg in onderwijskwesties, waar mevr. van der
Meulen over gesproken heeft, ziet spreker eigenlijk niet als zo dringend.
Over het muziekonderwijs op de scholen is verleden jaar al herhaalde
malen gesproken. Zijn fractie blijft bij de gedachte, dat er een bepaalde
leeftijdsgrens is waar beneden men dit alles niet moet stimuleren.
Naar aanleiding van het gesprokene door mevr. van der Meulen over
woningwetbouw vraagt spreker zich af, of de bouw van woningwet-
woningen in Heemstede nu wel zo nodig is. Dat is nu juist de vraag die hij
in zijn beschouwingen heeft opgeworpen. Z.i. zijn woningen voor andere
groepen ingezetenen minstens even dringend nodig. Nu praat men wel
over verschuiving van bewoners naar andere woningen, maar of die ver-
schuiving correct is te voltrekken, is voor spreker, zolang de huurwaarden
niet gelijk zijn, nog wel een grote vraag.
Mevr. van der Meulen heeft ook gesteld en dat heeft spreker ten zeerste
verbaasd maar misschien heeft ze het zo niet bedoeld, dat ze eigenlijk
tegen elke bouw in de vrije sector is.
Mevr. van der Meulen: ,,Dat heb ik niet gezegd."
Mr. Pliester antwoordt, dat, als dat niet de bedoeling van mevr. van der
Meulen is geweest, hij zijn opmerking graag wil terugnemen. Spreker
gelooft, dat het juist in principe de bedoeling is, dat men wel zoveel
mogelijk in de vrije sector moet bouwen.
Mevr. van der Meulen heeft uit Ariadne aangehaald en gesproken over
welvaart en schijnwelvaart. Spreker meent, dat men ook het oog moet
houden op de betrekkelijke armoede die er nog altijd na de oorlog heerst.
In het algemeen moet men een goed onderscheid maken tussen welvaart en
schijnwelvaart.
Mevr. van der Meulen heeft verder in haar repliek medegedeeld, dat zij
vanuit haar levensbeschouwing tot het P.v.d.A.-beginsel is gekomen en
stelt, dat het toch zeker altijd nog dringend nodig is, dat er gestreden wordt
voor sociale rechtvaardigheid. Zoals de heer Verhoeven terecht heeft op-
gemerkt, wordt de sociale rechtvaardigheid door iedereen voorgestaan en
voor zover mogelijk nagestreefd. Er moet vooral niet de gedachte zijn, dat
er een bepaalde socialistische rechtvaardigheid is. Blijkbaar verwart 'men
sociale rechtvaardigheid met socialistische rechtvaardigheid. Omdat spre-
ker straks daarover nog een en ander tegen de heer Rutgers zou willen
zeggen, zal hij er op het ogenblik niet verder op ingaan.
Spreker wil bepaald afstand nemen van de wel zeer scherpe en over-
dreven voorstelling van zaken die mevr. van der Meulen over de stichting
sportparken heeft gegeven,
In tegenstelling tot de heer Verhoeven wil spreker uitdrukkelijk stellen,
dat hij en ook wel enkele anderen, er zeer veel voor voelen om nu en
eventueel andere jaren, wêl op zaterdag te vergaderen.
Spreker moet toegeven, dat, wat de heer Verhoeven gezegd heeft over
optimisme op het gebied van de financiën, wel enigszins juist is, maar hij
wil er toch de aandacht op vestigen, dat burgemeester en wethouders in de
afgelopen jaren, ondanks de moeilijke financiële positie, wel degelijk vrij
optimistisch hebben gehandeld en dat zij naar sprekers idee het juiste