408
15 december 1961
wacht of men de goedkeuring voor het politiebureau krijgt, dan wordt
dat verschoven naar de verre toekomst. Voor de naaste toekomst hebben
we al op het program: de zwemvijvers, het raadhuis en zovele andere
dingen. Men loopt dus de kans dat alles in 1 2 jaar moet worden ge-
bouwd. Spreker acht het daarom in het belang van Heemstede, dat één
van die objecten en dat is naar zijn smaak het politiebureau zo
spoedig mogelijk ter hand kan worden genomen en wel nog dit jaar.
De Voorzitter antwoordt, dat de heer Scheer zijn wens met verheffing
van stem naar voren heeft gebracht, zodat men daaruit zou kunnen con-
cluderen, dat hij meent, dat het college in deze niet diligent zou zijn.
Burgemeester en wethouders zijn het echter volkomen met de heer Scheer
eens, dat zo spoedig mogelijk met de uitvoering van de ingediende plan-
nen voor de bouw van het politiebureau en de zwemvijvers dient te wor-
den begonnen. Men moet er echter wel rekening mee houden, dat niet tot
uitvoering van die werken kan worden overgegaan zonder rijksgoedkeu-
ring. Uiteraard zal door burgemeester en wethouders al het mogelijke
worden gedaan om op de urgentie van de bouw van het politiebureau de
nadruk te leggen. Het gaat heus niet aan om naar Den Haag te gaan en
te zeggen dat wij dit en dat wij dat moeten. Daar bereikt men niets mee.
Men moet in ieder geval tactisch en tactvol optreden en met steekhou-
dende argumenten komen. Wij dienen rekening te houden met het feit,
dat er zowel ten aanzien van de zwembaden, als ten aanzien van de raad-
huizen en politiebureaux zeer vele aanvragen in Den Haag liggen die even
urgent zijn of misschien zelfs nog urgenter. Burgemeester en wethou-
ders kunnen in deze geen ultimatum stellen.
De heer Verkouw wil nog even vermelden, dat van gedeputeerde staten
de goedkeuring voor de bouw van het politiebureau is ingekomen.
Punt 5.
Het spijt de heer Verkouw dat hij even de ambtenaar moet gaan spelen.
Deze vraag is al een paar jaar geleden door de heer Schuitenmaker ge-
steld. Spreker wil hem toch het genoegen doen hem daarin bij te vallen.
Er is n.l. een K.B. van 21 april 1951, waarin staat, dat de staat N deel
uitmaakt van de begroting en dus daarbij aan de raad moet worden over-
gelegd. Spreker zou een beroep op het college willen doen om die staat
voortaan bij de begroting over te leggen.
Wethouder Corver antwoordt, dat het met een goede bedoeling is dat
deze staat eerst na de indiening van de begroting wordt overgelegd om-
dat dan juiste cijfers kunnen worden verstrekt. De heer Verkouw meent,
dat het onderwerp dan niet meer zo in de belangstelling staat, terwijl de
staat nu niet aan de hand van de begroting kan worden bekeken. Daar
kan spreker iets voor voelen en uit dien hoofde wil hij staat N wel eerder
doen opmaken, al zal dit tot gevolg hebben, dat de cijfers min of meer ge-
schat moeten worden.
De heer Verhoeven zegt, dat de gegevens voor de staat N van te voren
vast staan, zodat men best op 1 oktober de gegevens per 1 januari kan
invullen.
Wethouder Corver zegt toe, de staat voortaan gelijk met de begroting
te zullen overleggen.
Punt 6
De heer Schuitenmaker vraagt of het geen aanbeveling zou verdienen
een ideeënbus bij openbare werken en de bedrijven te plaatsen, want er
bestaat misschien bij het personeel van de bedrijven een zekere schroom