15 december 1961
419
neer hij zegt, dat noch het antwoord van burgemeester en wethouders op
vraag 15 noch het antwoord in repliek noch het antwoord in dupliek, bij
hem bevrediging heeft gewekt en spreker gelooft ôök niet bij vele leden
van de raad.
In de eerste plaats heeft de heer Rutgers gesproken van het stroef gaan
lopen van de gang van zaken bij de sportparken. Mevr. van der Meulen
heeft zich in dezelfde geest geuit en voorts min of meer de suggestie ge-
daan, dat burgemeester en wethouders geen deel moeten uitmaken van
het stichtingsbestuur. Voorts meent spreker beluisterd te hebben, dat
mevr. van der Meulen het ook niet juist achtte, dat de burgemeester
voorzitter van het bestuur zou zijn. De heer Pliester heeft gezegd, dat het
ambtelijk element in het bestuur verminderd moet worden en de heer
Verhoeven heeft gesuggereerd er een gemeentelijke dienst van te maken
met een commissie van bijstand. Maar dit noemde de heer Verhoeven het
laatst, omdat hij het college kennelijk tegemoet wilde komen door bur-
gemeester en wethouders te verzoeken ten aanzien van het beheer en het
beleid van de sportparken een nota aan de raad te doen toekomen. Op deze
suggestie van de heer Verhoeven, waar spreker zich nog wel, althans
voorlopig, mee zou kunnen verenigen, is helemaal niet geantwoord. De
kwestie van het omzetten van de stichting in een gemeentelijke dienst
en daarnaast dus een commissie van bijstand, heeft ook in sprekers frac-
tie een punt van bespreking uitgemaakt, maar hij kan verklaren, dat zijn
fractie zich op het standpunt blijft stellen, dat een zekere zelfstandigheid
in het beheer van de sportparken toch altijd wel aanlokkelijk blijft. Maar
dan zal, zoals in de vraag is neergelegd, de raad toch zeker een meer di-
recte invloed op de beleidsvoering en dus ook onmiddellijk daarnaast op
het beheer van de sportparken door b.v. benoeming van raadsleden
in het bestuur moeten krijgen. Nu er het een en ander over is gezegd,
zou men het er bij kunnen laten. Het iijkt spreker echter beter, burge-
meester en wethouders formeel te verzoeken op korte termijn een voor-
stel tot wijziging van de statuten van de stichting Heemsteedse sportpar-
ken aan de raad voor te leggen, houdende de bepaling, dat 3 leden van het
stichtingsbestuur uit en door de raad moeten worden benoemd. Spreker
heeft deze gedachte in een motie verwerkt, waarop hij 9 handtekeningen
heeft. Zij luidt:
„De Raad der gemeente Heemstede, bijeen in zijn vergadering van 15
december 1961;
van oordeel, dat in het bestuur van de Heemsteedse Sportparken méér
dan tot nu toe directe invloed van de zijde van het gemeentebestuur bij
het bepalen van de beleidsvoering gewenst is;
besluit burgemeester en wethouders uit te nodigen, op korte termijn
een voorstel tot wijziging van de statuten der sportparken aan de raad
over te leggen, houdende de bepaling, dat 3 leden van het stichtingsbe-
stuur uit en door de raad moeten worden benoemd;
en gaat over tot de orde van de dag."
(get.) M. D. Scheer, H. D. Vooren, P. v. Kesteren, O. A. Brink, P. Zeg-
waart, A. C. Hopstaken, N. J. v. d. Linden, G. J. Willemse en G. M Schui-
tenmaker
De heer van der Lïnden zegt, van het begin af aan al bezwaar te heb-
ben gemaakt tegen het onderbrengen van de sportparken in een stich-
ting. In de loop van de jaren heeft spreker zich meermalen, als hij ten
aanzien van de sportparken een wens had, tot de toenmalige wethouder
van de sportparken moeten wenden met de vraag of hij een verzoek van
spreker aan het stichtingsbestuur wilde overbrengen, hetgeen echter een
minder prettige manier van contact is. Daaruit blijkt wel de minder juis-
te verhouding die er ten aanzien van de bevoegdheden tussen de sport-
parken en de raad bestaat. Het doet spreker dan ook genoegen, dat nu