15 december 1961
431
De P.v.d.A. zal na dit betoog misschien niet goed begrijpen hoe spreek-
ster als lid van de V.V.D. voor zo'n regeling kan voelen. Als goed liberaal
zou zij toch het standpunt van burgemeester en wethouders moeten de-
len, n.l. dat de zorg voor de tanden der kinderen in de eerste plaats een
taak van de ouders is. In principe is zij het daar ook wel mee eens. Voor
de volksgezondheid is de tandverzorging eigenlijk niet belangrijk zoals
de inentingen wel zijn; wel economisch misschien. Nu we een reeds ja-
ren ingeburgerde schooltandverzorging hebben, vindt spreekster het
vanuit medisch standpunt gezien onjuist, dat men de zaak niet goed aan-
pakt en dus niet bij het stadium begint waarop de caries zich reeds kan
voordoen. Dus naast preventie een vroegtijdige controle en behandeling
ter vermijding van later veel grotere defecten wanneer het melkgebit
verwaarloosd is. En dus uiteindelijk een echt goede mondverzorging voor
al diegenen die anders niet worden behandeld.
Spreekster weet dat het college nu geen antwoord kan geven omdat
besprekingen over de gehele schooltandverzorging nog zullen moeten
plaats hebben, maar zij dacht er goed aan te doen die nu zo naar voren te
brengen in de hoop, dat de wethouder deze visie in de komende verga-
dering zal verdedigen.
Mevr. Cohen zegt, dat mevr. Vriesendorp heeft gezegd, dat de P.v.d.A.-
fractie van haar betoog niet meer zou kunnen begrijpen, waarom zij niet
in de P.v.d.A. zit. Daarom is het misschien wel goed nu ook duidelijk te
laten horen hoe de P.v.d.A.-fractie deze zaak bekijkt. Zij wil dus punt
voor punt alle alinea's van het antwoord van burgemeester en wethouders
volgen omdat zij het daarmee in genen dele eens is.
Om te beginnen staan burgemeester en wethouders op het standpunt
dat de zorg voor de gebitten van de kinderen in de eerste plaats een zaak
van de ouders is. Haar fractie is het met deze waarheid even hartgron-
dig eens als b.v. met de opvatting, dat iedere Nederlander de verkeers-
regels behoort te kennen. Spreekster is het echter niet eens met de con-
clusie, die hieruit zou kunnen voortvloeien. Inderdaad, wanneer alle Ne-
derlanders de verkeersregels zouden kennen en toepassen, dan zou de
taak van de verkeerspolitie uitsluitend kunnen bestaan uit het geven van
een goede voorlichting. En als alle ouders tijdig en geregeld zorgden voor
de gebitten van hun kinderen, zou de schooltandverzorging als belang-
rijkste taak hebben: het geven van een goede voorlichting aan de kin-
deren zoals dat gesteld wordt in alinea 2 van het antwoord van burge-
meester en wethouders. Maar in beide gevallen hebben we te maken met
de realiteit. De realiteit is, dat wij ailen verkeersfouten maken en dat
wij allen voedingsgewoonten hebben die zô slecht zijn, dat dikwijls de
moeder nog vôör de geboorte haar kind een slecht gebit heeft bezorgd!
Vandaar dan ook, dat per jaar in Nederland tussen de 50 en 100 miljoen
wordt uitgegeven aan tandartskosten. Wanneer nu de taak van de school-
tandverzorging alleen maar een propagandistische zou zijn, zou het ook
helemaal niet nodig zijn om een gemeentelijke schooltandarts in dienst
te hebben. De voorlichting en propaganda zou evengoed opgedragen kun-
nen worden aan een juffrouw, die goed met kinderen kan omgaan en
overtuigend kan praten.
Haar fractie ziet dan ook de taak van de schooltandarts heel anders,
n.l. als een beseheiden poging om van de grond af aan te komen tot sa-
nering van de gebitten van de gehele bevolking. Want, nog afgezien van
het grote verlies aan tijd en geld, hebben wij te maken met een onnodi-
ge hoeveelheid pijn, terwijl bovendien nog vaststaat, dat tandbederf een
infectiehaard kan zijn en dus aanleiding kan geven tot allerlei ziekten.
In alinea 4 worden de bezwaren opgesomd, die zouden bestaan tegen
een schooltandverzorging die zich zou beperken tot controleren en verwij-
zen, maar dan van de kieuterschool af.