438 15 december 1961 te bouwen woningen rechtstreeks of middellijk ten goede moet komen aan Heemsteedse ingezetenen." get. mevr. H. van der Meulen-Houwer, mevr. H. Cohen-Koster, H. J. Verkouw, P. Zegwaart, A. C. Hopstaken, G. J. Willemse, N. J. v. d. Linden, Th. Verhoeven. Het gaat hier om middenstandswoningen die niet tot de allerduurste klasse behoren, maar waarvoor toch in aanmerking komen: ambtenaren, leraren, afgestudeerde academici, dus mensen die nog niet tot de aankoop van een dure woning kunnen overgaan. Wanneer men bij de verkoop van gemeentegrond niet bepaalt, dat de daarop te bouwen koop- of huur- woningen voor tenminste 50 welk percentage spreekster nog zeer bescheiden vindt aan Heemsteedse ingezetenen ten goede moet komen, doet men de Heemsteedse woningzoekenden tekort, met het gevolg, dat de opschuiving van goedkope naar duurdere woningen wordt belemmerd. De heer Zegwaart onderschrijft gaarne wat mevr. van der Meulen heeft gezegd. Spreker gelooft, dat bij burgemeester en wethouders min of meer een misverstand bestaat bij de beantwoording van deze vraag. Zij schrijven n.l. „Wij achten het niet opportuun in alle gevallen aan een bepaald percentage vast te houden om niet op voorhand de mogelijkheid uit te sluiten, dat het pereentage der voor Heemstedenaren bestemde woningen in een bepaald geval hoger dan 50 zou kunnen liggen." In de vraag wordt n.l. gesproken van tenminste 50 en spreker meent, dat er dan helemaal geen reden is om te denken, dat het gevraagde percentage niet hoger dan 50 zou kunnen liggen. Mr. Pliester wil graag zijn stem tegen de ingediende motie motiveren. Met de strekking van de motie kan spreker globaal wel meegaan, maar hij vindt het een bijzonder groot struikelblok, dat daarin de woorden ,,ten minste" onderstreept staan. De praktijk heeft n.l. geleerd, dat er zich gevallen kunnen voordoen, waarbij het percentage wel 60 kan zijn of maar 35. De Voorzitter zegt, dat men zich wel degelijk moet realiseren, dat als deze motie zou worden aangenomen, de bouwondernemers in het vervolg zullen zeggen, dat zij er met 50 af zijn, terwijl anders altijd de moge- lijkheid bestaat, dat er meer woningen ten bate van Heemsteedse inge- zetenen kunnen worden gereserveerd. Mevr. van der Meulen brengt in herinnering, dat zij in haar algemene beschouwing hierover heeft gezegd, dat deze 50 door de gemeente veel gemakkelijker kan worden bedongen nu de vrije bouw aan banden is ge- legd zodat de onderhandelingspositie van de gemeente veel sterker is geworden. Deze motie belet absoluut niet om meer dan 50 te bedin- gen, want er wordt gesproken van ten minste 50 De Voorzitter zegt, dat een bouwondernemer aldus redeneert, dat, als hij 50 heeft gehaald, hij aan zijn verplichting heeft voldaan en dus verder het recht heeft aan niet-ingezetenen van Heemstede te verkopen. Mevr. van der Meuîen meent, dat de voorzitter hem dat dan wel aan zijn verstand kan brengen. Wethouder van ILent vraagt, of de voorstellers van deze motie „ten minste" willen veranderen in ,,zo mogelijk". De heer Verhoeven kan zich voorstellen, dat burgemeester en wethou- ders onderhandelend met een bouwondernemer die een vrij groot aantal huizen wil bouwen, op een gegeven moment genoegen nemen met 40 Spreker zou 50 willen ziens als een richtsnoer. De Voorzitter zegt, dat, als burgemeester en wethouders 50 als al- gemene richtlijn nemen, de mogelijkheid blijft bestaan dat zij in bijzon-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1961 | | pagina 86