15 december 1961
441
het werk dat wordt verricht, gering. Wanneer daar de bepaling bijkomt,
dat een lid van de welstandscommissie geen werk voor de gemeente mag
uitvoeren, dan gelooft spreker, dat de animo om zitting in deze commis-
sie te nemen, nog veel kleiner zal worden. De thans zitting hebbende leden
zijn uitermate deskundig en met groot genoegen maakt spreker altijd de
zittingen van deze commissie mee. Hij meent het voorstel ten sterkste te
moeten ontraden.
De Voorzitter zegt, dat in de motie nog een bepaling staat die hij eigen-
Iijk ook onaanvaardbaar vindt, n.l. dat de benoeming zal gelden voor 1
jaar en dat men niet terstond herbenoembaar is.
De heer Vooren wijst er op, dat er staat dat om het jaar één lid af-
treedt. De leden zitten dus 3 jaar.
De Voorzitter „Maar dan zijn ze niet herbenoembaar."
De heer Scheer wil een amendement op de motie voorstellen n.l. dat de
betrokkene 1 maal herbenoembaar is en dan wordt uitgesloten. Dat
maakt de motie iets meer aanvaardbaar, want dan kan ieder lid 6 jaar
zitten.
De Voorzitter meent, dat men zich hiermede op glad ijs bevindt. Laat
men nu toch blij zijn, dat er zeer deskundige leden in de welstandscom-
missie zitting hebben en dat die leden zo goed met elkaar samenwerken.
Laat men hier toch niet in gaan modderen. Het lijkt spreker volkomen
onjuist dat dit voorstel is ingediend.
Mevr. van der Meulen merkt op, dat de raad de leden van de welstands-
commissie benoemt, zodat, wanneer er iets zou zijn wat de raad niet aan-
staat, men daar direct een eind aan kan maken.
De Voorzitter zegt, dat, zolang alles goed marcheert en er een prettige
verhouding is met de functionarissen van openbare werken en met de
wethouder, er geen enkel bezwaar bestaat de leden te herbenoemen. Wet-
houder van Wijk heeft vele malen voorgezeten en komt er altijd geeste-
lijk gesterkt vandaan.
Wethouder van Lent zegt, dat, wanneer er plannen van een van de le-
den van de welstandscommissie worden ingediend, het belanghebbende
lid de vergadering verlaat. Hij spreekt en stemt over zijn plan niet mee.
De Voorzitter vraagt of de raad met het dringend verzoek van het col-
lege akkoord gaat om deze motie niet in stemming te brengen.
Mr. Rutgers: „Als uw college dan maar begrijpt, dat wij bij benoemin-
gen voor deze commissie ons alle rechten voorbehouden."
Hoofdstuk VI. Openbare werken.
Punt 46.
Mevr. Vriesendorp zegt, dat in het antwoord van burgemeester en wet-
houders staat, dat het Hoogheemraadschap van Rijnland gebonden is aan
een minimum- en maximumgrondwaterstand, zodat het ondernemen van
de gevraagde stappen geen effect kan hebben. Spreekster begrijpt dat
niet. Betekent het maximum hier, dat het Hoogheemraadschap pas gaat
malen als er zoveel water is, dat het niet meer kan en is het niet moge-
lijk wanneer dat zo is, te vragen of er eerder gemalen kan worden? Veel
mensen hebben op het ogenblik last van water in hun kelders.
Wethouder van Lent wijst er op, dat in het antwoord van burgemees-
ter en wethouders had moeten staan, dat het Hoogheemraadschap is ge-
bonden aan een minimum- en een maximumboezemwaterstand. Wanneer
er een uitermate vochtige periode is, staat het grondwater hoog. Ver-