360
15 december 1961
aan de Christelijke en Katholieke tehuizen een dergelijke taijdrage reeds
was verstrekt. Niet-toekenning zou discriminatie hebben betekend. Omdat
het hier een erkenningsbijdrage betreft doet het niet veel ter zake hoeveel
tehuizen men exploiteert; het verwondert mij niet, dat het Humanistisch
Thuisfront zoveel minder huizen beheert dan de beide andere groepen. Het
lijkt mij goed hier aan te halen wat ik op 11 december 1958 dienaangaande
heb gezegd:
,,Omdat het hier om een principiële kwestie gaat, kijken wij dit
jaar niet naar de omvang van het werk in verhouding met de om-
vang van het werk van de Prot. Chr. tehuizen en de Katholieke te-
huizen. Wij kijken ook niet naar het speciale nut voor de Heem-
steedse belangengemeenschap."
Ook thans zie ik nog niet zoveel verband tussen het werk in de militaire
tehuizen en het belang van de Heemsteedse gemeenschap hetgeen iets heel
anders is dan het belang van individuele Heemstedenaren. Ik zou echter
het standpunt willen huldigen van: eens gegeven, blijft gegeven. Anders
ligt dat echter bij de nieuwe aanvragen voor de vormingscentra en ik zou
dus op tweeërlei grond voorshands deze aanvragen willen afwijzen: in de
eerste plaats is er onvoldoende verband met het Heemsteedse belang en in
de tweede plaats is dit een ongewenste bevordering van het zuilensysteem.
Maar in ieder geval geen discriminatie en dus: alles of niets.
Mijn beschouwingen over de zuilenkwestie monden nog uit in enkele
andere desiderata. U zult daarbij bemerken, dat de wensen uiterst be-
scheiden zijn en dat wij alleen daar, waar een betere samenhang der
Heemsteedse ingezetenen kan worden bevorderd zonder noemenswaardige
schade aan een groepsbelang, een op deze eenheid gericht beleid voorstaan.
Wij begrijpen ten volle, dat op dit terrein de voorzichtigheid de moeder der
porseleinkast is. Een door Uw college ingestelde commissie gaat nu echter
het speeltuinwerk opnieuw bekijken; zou daarbij misschien ook kunnen
worden bestudeerd of organisatie van dit werk op algemene grondslag
mogelijk is? Daarmee zou immers bereikt worden, dat alle buurtgenoten
daaraan kunnen meewerken en dat op deze wijze meer efficiënt wordt ge-
arbeid.
Voorts begrijp ik echt niet het nut of de noodzaak van het E.H.B.O.-
werk op levensbeschouwelijke basis. Kan Uw college mij daarover in-
lichten
Tenslotte voeren de hier gehouden beschouwingen mij er toe mij teleur-
gesteld te verklaren over het antwoord van Uw college op vraag 81. Het
gaat niet om de kosten of over het al dan niet groots opzetten van bijeen-
komsten, ter herdenking van de gevallenen, op 4 mei. Het gaat om het
bewaren en overdragen van de eenheid van ons Nederlandse volk in oor-
logstijd, terwille van welke eenheid mede zij gevailen zijn, die wij op 4 mei
herdenken. Ik hoop dat Uw college zijn antwoord op deze vraag wil her-
zien.
De hier voorgestane eenheid in verscheidenheid van de inwoners van
Heemstede is op één dag in het thans bijna verstreken jaar treffend tot
uitdrukking gekomen. Dat was op 15 september jl. U hebt herhaaldelijk
verklaard, dat U intens verheugd was over de wijze waarop Heemstede
deze dag heeft gevierd. Dat waren wij ook, omdat twee zaken tegelijk
bleken, te weten, dat Heemstede in verscheidenheid één kan zijn en dat wij
een burgemeester hebben, die zulks weet op te roepen. Wij mogen ver-
wachten dat ook de gemeenteraad deze eenheid in verscheidenheid zal
blijven kennen: met des te meer animo zullen wij in de komende ver-
kiezingsstrijd om ons zeteltje blijven vechten."
De heer Verhoeven zegt: Het spijt mij, dat ik moet aanvangen met een
woord van protest over het moment en de dag, waarop deze begrotings-
vergadering is geconvoceerd. Men heeft het niet onder stoelen of banken