11
2e Afd.
25 januari 1962.
Artikel 5.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldigde niet op tijd
en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal zij aan
geldgeefster betalen, als boete, een bedrag gelijk aan vijf ten honderd per
jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Artikel 6.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar, bij niet-nakoming door geldneemster van
één of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbinte-
nissen, tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen
te zijn herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinne-
ring het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of haar
overige verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voor-
vallen van het in het vorig lid bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaar-
heid, alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke ge-
steld.
Artikel 7.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.
Artikel 8.
Alle kosten en rechten van deze akte, van de schuldbekentenis en van
de maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uit-
oefening harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten, zijn voor
rekening van geldneemster.
ter openbare raadsvergadering van 25 januari 1962.
De secretaris, De voorzitter,
i te
n te
r Of
vol-
joe-