52
4e Afd.
24 mei 1962.
tingsbestuur schilderde, thans het sterkst die combinatie werd gewraakt.
Een tweede open vraag was, waarom gezien de belangstelling der
raadsleden voor dit punt in 1951 en gezien de ontwikkeling sedert dien
bij de vaststeiling van de statuten in Uw vergaderingen van 29 september
1960 en 23 februari 1961 niets over deze combinatie is gesproken en door
niemand ten aanzien van art. 4 van de statuten enige suggestie is gedaan,
en slechts 10 maanden daarna plotseling van een zeker onbehagen met
deze situatie wordt gewaagd. Uit het stilzwijgen in februari 1961 mogen
wij toch wel afleiden, dat tegen de bedoelde combinatie toen nog bij nie-
mand enige bedenking bestond.
GBOTEKE KAADSINVLOED OP BELEID T.A.V. SPORTPARKEN.
Het accent lag bij de jongste discussies niet op bovengenoemde combi-
natie, maar op de wens van de raad meer inzicht te hebben in hetgeen
er bij de sportparken gebeurt en bovendien om zelf meer invloed te kunnen
uitoefenen op het terzake te voeren beleid. Daartoe zouden 3 raadsleden
in het stichtingsbestuur moeten worden benoemd; zelfs werd de mogelijk-
heid geopperd de stichting te vervangen door een gemeentelijke dienst.
Ook hier hebben wij ons afgevraagd hoe de genoemde suggesties en het
indienen van een motie mogelijk waren in hetzelfde jaar als waarin de
raad unaniem en volkomen probleemloos de statuten van de stichting heeft
vastgesteld, in welke statuten de bevoegdheden en verantwoordelijkheden
van stichtings- en gemeentebestuur klaarder zijn geregeld dan in de oude!
MISVERSTANDEN OORZAAK VAN DE PROBLEMEN.
Als wij het goed zien, zijn de in de vergadering naar voren gebrachte
grieven en wensen veroorzaakt door misverstanden. Misverstanden, die
wij hieronder zullen aangeven, maar waarvan wij vooraf wilien erkennen,
dat zij mede konden ontstaan, doordat van de zijde van ons coilege in het
verleden enige keren abusievelijk een niet geheel juiste voorlichting is ge-
geven. Daardoor is ofschoon de gemaakte vergissingen door ons col-
lege herhaalde maien in commissie- en raadsvergaderingen werden gecor-
rigeerd, en dus geheel ten onrechte bij enigen Uwer een duidelijk wan-
trouwen en scepticisme ten aanzien van de stichting en haar nut blijven
bestaan.
a. Situatie oude zwemvijvers.
Enige malen hebben wij de laatste tijd kredieten gevraagd voor het
aanbrengen van noodvoorzieningen aan de oude zwemvijvers.
Dat juist na het vertrek van de oude directeur van de sportparken enige
malen met grote spoed voorzieningen moesten worden getroffen, kan de
mening hebben doen postvatten dat de verwaarlozing van de zwemvijvers
voor rekening van die directeur komt en dat wij van de deplorabele situa-
tie van het zwembad eerst kennis kregen na verrassende ontdekkingen
door de nieuwe directeur. Die mening heeft, naar het ons voorkomt, bij
Uw Raad geleid tot ongerustheid over de organisatie, welke blijkbaar zo
gebrekkig is, dat situaties kunnen ontstaan die ons uit de hand lopen en
waarvoor wij niet de verantwoordelijkheid kunnen dragen.
Noch het een, noch het ander is evenwel juist. De situatie is namelijk
deze, dat wij destijds aan de vorige directeur van de sportparken opdracht
hebben gegeven slechts de hoogst noodzakelijke onderhoudswerkzaamhe-
den aan de oude zwemvijvers te verrichten. In 1948 werd immers het be-
sluit tot het stichten van een nieuw zwembad genomen niet alleen omdat
de huidige zwemvijvers te klein zijn en niet meer aan thans te stellen eisen
voldoen, maar ook omdat het hout van het bad in ernstige mate begon
te vergaan en een behoorlijk onderhoud geiijk zou staan met een in de
loop van enkele jaren geheel vernieuwen van zwemvijvers en kleedhokjes.