28 juni 1962
112
Ook de heer Brink is dankbaar dat burgemeester en wethouders thans
voorstellen de bestaande vergoedingen met 10 te verhogen. Het is spre-
ker bij onderzoek gebleken, dat de brandweerlieden bij brandblussingen
een vergoeding per uur krijgen met uitzondering van het kader. Ook moe-
ten de brandmeesters wachtdiensten verrichten zonder enige vergoeding
daarvoor te ontvangen. Spreker vraagt of burgemeester en wethouders dit
wel juist achten.
Voorts wijst spreker er op, dat in de verordening wordt gesproken van
een onder-commandant. Spreker vraagt wie dat is.
De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders van mening
zijn, dat de brandmeesters geen vergoeding voor wachtdiensten kan wor-
den toegekend, omdat zij tot het kader behoren.
De tweede vraag zal spreker onderzoeken.
De heer Brink vraagt of het wel juist is dat het kader geen vergoeding
voor wachtdienst krijgt, want de brandmeesters moeten daar toch ook vrije
uren aan opofferen. Spreker is gefluisterd verteld, dat daarover moeilijk-
heden zijn ontstaan. Het kan daarom best eens voorkomen, dat in een be-
paalde week geen brandmeester aanwezig is. Daarom meent spreker dit
naar voren te moeten brengen.
De Voorzitter vindt het niet juist dat de heer Brink hierover in een
openbare vergadering spreekt. Er bestaat in het kader een goede samen-
werking en een groot verantwoordelijkheidsbesef. Burgemeester en wet-
houders hebben niets dan lof voor de wijze waarop juist het kader zijn taak
verricht. Hetgeen de heer Brink veronderstelt heeft zich nog nooit voorge-
daan. Ook is er nooit geklaagd over het niet krijgen van een vergoeding
voor wachtdienst.
De heer Brink weet, dat de dienst bij de brandweer als een soort roeping
wordt beschouwd. Hij acht het echter niet juist, dat het kader geen vergoe-
ding voor wachtdienst krijgt terwijl de brandweerlieden deze wel krijgen.
Het gaat hem niet om het bedrag maar om het principe. Spreker vraagt
het college deze zaak toch nog eens te bezien.
De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders de kwestie
nog eens kunnen bezien. Burgemeester en wethouders stellen zich op het
standpunt, dat een en ander een uitvloeisel is van het feit, dat het kader
zijn eigen speciale verantwoordelijkheid heeft die niet in geld moet wor-
den gehonoreerd. Het kader ontvangt een hogere vergoeding dan de brand-
weerlieden.
De heer van der Linden vraagt, naar aanleiding van hetgeen de heer
Brink opmerkt, of in het verleden wel eens gebleken is, dat ten aanzien
van deze materie ontevredenheid bij het kader bestaat. Spreker heeft dat
nooit bemerkt en de veronderstelling die de heer Brink maakt gaat hem
dan toch wel een beetje ver. Spreker is het met de voorzitter eens dat
men zich voor de brandweer vrijwillig beschikbaar stelt en dat de vergoe-
ding die men daarvoor krijgt niet het zwaarste weegt. Wanneer er in het
kader ten aanzien van de honorering moeilijkheden zouden zijn, zou dat
wel aan het college kenbaar zijn gemaakt.
De Voorzitter vindt het daarom zo jammer, dat de heer Brink deze zaak
naar voren heeft gebracht omdat men daaruit de gevolgtrekking zou kun-
nen maken dat er ontevredenheid in het kader heerst.
De heer Brink meent, dat men dit geen ontevredenheid kan noemen. Spre-
ker heeft alleen gehoord, dat door iemand die voor een week wachtdienst
werd aangewezen, te kennen werd gegeven, dat hij niet aanwezig zou zijn
omdat hij ook een vrij weekend had en dat niemand hem kon verplichten
want hij kreeg er geen vergoeding voor. Spreker heeft dat in zijn oren