87
4e afd.
26 juli 1962.
Artikel 7
Wijze van meten.
De in het uitbreidingspian en deze voorschriften aangegeven maten
worden gemeten overeenkomstig de volgende bepalingen:
a. De voorgevelbreedte is de onderlinge afstand van de begrenzende zii-
muren, hart op hart gemeten;
b. De goothoogte wordt gemeten van de bovenkant van het aanliggend
afgewerkt terrein tot de bovenkant van de goot of het boeibord; het
afgewerkte terrein wordt geacht te liggen 30 cm beneden de boven-
kant van de begane grondvloer, tenzij Burgemeester en Wethouders
anders bepalen;
c. De bebouwingsdiepte wordt gemeten vanuit de voorgevelrooiiijn.
SLOTBEPALINGEN.
Artikel 8
Ontheffingsbevoegdheden.
1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd al dan niet onder door hen
te stellen voorwaarden ontheffing te verlenen van de in artikel 1,
tweede lid, voorgeschreven maten, met dien verstande dat de toege-
J stane afwijking niet meer danJ&O mag bedragen.
2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd al dan niet onder door hen k
te stellen voorwaarden ontheffing te verlenen van het bepaalde in
artikel 1, vijfde iid, voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning
bestemde gebouwtjes van algemeen nut, zoals transformatorhuisjes,
schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, wachthuisjes voor
verkeersdoeleinden, e.d.
Artikel 9
Afwijkingsbevoegdheden.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd enig onderdeel van de grens
of de richting van een weg, nader vast te stellen en dienovereenkomstig de
vorm der bebouwingsstroken te wijzigen, wanneer bij definitieve uitmeting
zou blijken, dat geringe afwijkingen noodzakelijk zijn tot een juiste aan-
passing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein.
Artikei 10
Overgangsbepaling.
1. Ten tijde van de vaststeliing van het plan van uitbreiding bestaande
gebouwen, welke niet voldoen aan één of meer bepalingen dezer voor-
schriften, mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeeltelijk worden
vernieuwd, mits de afwijkingen van de voorschriften daarbij niet wor-
den vergroot.
2. De in het eerste lid genoemde gebouwen mogen geheel worden ver-
nieuwd of veranderd indien deze tengevolge van een calamiteit zijn
vernield, mits daardoor de voorgevelrooilijnen niet worden overschre-
den en ook overigens de bestaande afwijking van de bestemming niet
wordt vergroot, één en ander behoudens onteigening, overeenkomstig