86
2e afd.
26 juli 1962.
Artikel 5.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldie'de niet od tiid
en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan zal zH
rtera g ge ter betaIen' als boete- een bedrag gelijk aan vijf t'en hon-
per Jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Artikel 6.
koftln0onmfddenrveel T het bëaraS den lening is, met de rente en de
osten, onmiddellijk opeisbaar, bij niet-nakoming door geldneemster van
een 0f meer der in deze akte vermelde bepalingen of afngeg^e verbT
ten^J Seldn®emster, na door geldgeefster aan haar verplichtin-
gen te zijn hermnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvansrst dier
hermnermg het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoft en of
haar overige verplichtingen alsnog nakomt. en/or
vnf?idneCmtter Zaluin gCbreke ziJ'n d00r het enkele feit van het voor-
baarheid alsof 11 h f bedoelde geval van onmiddellijke opeis-
gesteld! J re soortgelijke akte ware in gebreke
Artikel 7.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden
komen ten laste van geldneemster. mocnten worden,
Artikel 8.
de^tnaatregelen n ^el^e ^&el^eefster^rmDchfnefen^tot'^behnud^of8 ter
retern|vafgrelfLmfer0VereenkOmSt V00rtvl0elende reehten- zlJn voor
Gedaa
laan ter openbare raadsvergadering van 26 juli 1962.
De secretaris,