27 september 1962. 173 is, dat er wel twee commissies zouden komen maar dat dan qualitate qua één of meerdere leden van de huisvestingscommissie, die van het gehele samenstel van de huisvestingsproblemen op de hoogte zijn, in de vorde- ringscommissie zitting zouden krijgen. De leden van de vorderingscom- missie zouden volkomen buitenstaander kunnen zijn in zoverre, dat zij vallen binnen het raam van de richtlijnen van de minister inzake de sa- mensteiling van deze commissie. Zij meent, dat op deze wijze aan de voor- schriften zou kunnen worden voldaan, dat de practische bezwaren zou- den zijn opgeheven en dat het juridisch bezwaar daarmee uit de wereld zou zijn. Mr. Minderop zegt, dat de memorie van toelichting op het wetsontwerp woonruimtewet er van spreekt, dat het verband tussen de controle op ves- tiging en verhuizing enerzijds en woonruimtevordering anderzijds, er toe leidt beide aan dezelfde autoriteit toe te vertrouwen. Spreker heeft zich afgevraagd of datgene, wat voor de beslissende autoriteit geldt, niet zou gelden voor de adviserende autoriteit. Voorts merkt spreker op, dat volgens artikel 18 lid 2 van het besluit verdeling en vordering woonruimte, zo mogelijk in de vorderingscommis- sie zitting moeten hebben 2 personen die representatief zijn resp. voor de huiseigënaren en voor hypotheekhouders. Spreker vraagt of de samenstel- ling van de commissie aan deze eisen beantwoord. Mevr. Vriesendorp wil, evenals de heer Willemse gedaan heeft, er bij burgemeester en wethouders op aandringen, dat in de huisvestingscom- missie weer een vrouw wordt benoemd. Het merendeel van de huisves- tingsgevallen gaat over het inwonen van jonge gezinnen met kinderen, de moeilijkheden die daardoor worden veroorzaakt, de spanningen in het ge- zin, de opvoedingsproblemen van de kinderen enz. Deze zaken worden h.i. veel beter begrepen en aangevoeld door een vrouw dan door een oudere heer. Spreekster is het niet met de heer Scheer eens als hij pleit voor op- heffing van de adviescommissie, omdat in dat geval alle problemen op dit gebied eigenlijk alleen behandeld zouden worden door een ambtenaar, ter- wijl daarop geen bredere kijk gegeven wordt door leden van een commissie. De Voorzitter merkt op, dat de heer Rutgers heeft gesproken over een ernstige verontrusting die er in deze gemeente zou bestaan over de hou- ding van burgemeester en wethouders in deze. Van verontrusting is burge- meester en wethouders echter niets gebleken. Spreker wil niet als vorige jaren uitvoerig ingaan op de motieven van burgemeester en wethouders om aan de vorderingscommissie tweeërlei taken toe te vertrouwen. Zij menen nog altijd, dat de adviezen der woonruimtecommissie met zorgvul- dige afweging van alle belangen worden uitgebracht. Het hoofdbezwaar, het formele bezwaar is, dat als vorderingscommissie optreedt de woon- ruimtecommissie die over de gevallen reeds heeft geadviseerd en dan gaat de heer Rutgers er van uit, dat die adviezen wel niet gewijzigd zullen wor- den. Spreker gelooft niet, dat zulks juist is. Wanneer vordering aan de orde komt, wordt de betreffende eigenaar opgeroepen, die zich door een rechts- kundige kan doen bijstaan. De heer Rutgers zal toch wel een groot ver- trouwen hebben in een rechtskundige. Alsdan kunnen bepaalde facetten van de zaak naar voren worden gebracht die nog niet zijn belicht. Dit kan zeer zeker van invloed zijn op de beslissing van de vorderingscommissie. Spreker wil toegeven, dat het feit, dat er in deze gemeente weinig gevor- derd wordt, geen motief mag zijn om geen vorderingscommissie, samen- gesteld als door de heer Rutgers bedoeld, te benoemen. Of er weinig of veel gevorderd wordt doet dus niets ter zake. Het hoofdargument van bur- gemeester en wethouders is, dat de adviescommissie goed in de zaken is ingewerkt en alles weet van hun voorgeschiedenis. In de vergadering van de vorderingscommissie kunnen uiteraard nieuwe motieven worden aange-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1962 | | pagina 9