129
2e Afd.
30 november 1962.
van ontslag op eigen verzoek geen verband houdende met pen-
sionering of ontslag als gevolg van aan belanghebbende naar het
oordeel van burgemeester en wethouders te wijten feiten of om-
standigheden;
b. het verlaten van een dienstwoning door de nagelaten gezinsleden
in verband met het overlijden van belanghebbende.
3. Bij toepassing van het tweede lid wordt een vergoeding in de verhuis-
kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, b, d, en e, verleend met
dien verstande, dat deze vergoeding niet meer bedraagt dan die waarop
aanspraak bestaat bij verhuizing binnen de gemeente.
Artikel 3.
1. Aan de belanghebbende, die in dienst van de gemeente is getreden en
als gevolg daarvan noodzakelijk moest verhuizen, kan met inachtne-
ming van de artikelen 4 en 5 een verhuiskostenvergoeding door burge-
meester en wethouders worden verleend.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde belanghebbende in verband met zijn
indiensttreding een woning buiten de gemeente heeft betrokken, kan de
verhuiskostenvergoeding slechts worden verleend, indien ontheffing als
bedoeld in artikel 68 van het Algemeen Ambtenarenreglement terzake
van woningnood is verleend.
3. Bij verhuizing als gevolg van een indiensttreding, als bedoeld in het
eerste lid, kan slechts een verhuiskostenvergoeding worden verleend,
indien de belanghebbende bij zijn indiensttreding schriftelijk heeft ver-
klaard, dat hij de ontvangen vergoeding zal terugbetalen ingeval hij op
verzoek of tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandig-
heden wordt ontslagen, tenzij dit ontslag ingaat twee jaren of langer
na de indiensttreding en één jaar of langer na de verhuizing. Over-
gang zonder onderbreking naar een andere tak van dienst van de
gemeente of naar een van haar instellingen wordt niet als ontslag op
verzoek beschouwd.
Artikel 4.
1. De verhuiskostenvergoeding bestaat voor belanghebbende, die op de
datum van verplaatsing of indiensttreding een eigen huishouding voert,
uit:
a. een bedrag voor de kosten verbonden aan het vervoer van belang-
hebbende en zijn gezinsleden, zomede van inwonend dienstpersoneel
naar de nieuwe woning, welk bedrag kan worden vermeerderd met
een bedrag voor de reiskosten en zonodig voor overnachtingskosten,
welke belanghebbende en eventueel zijn echtgenote, ieder voor ten
hoogste één reis, vooraf hebben moeten maken ter bezichtiging van
woonruimte;
b. een bedrag voor de kosten van vervoer van de bagage en van de
inboedel van belanghebbende naar de nieuwe woning, waaronder
begrepen de kosten van het in- en uitpakken.
c. een bedrag voor eventuele opknapkosten aan de nieuwe woning
volgens het bepaalde in artikel 6;
d. een bedrag voor eventuele dubbele huishuur ter grootte van de
huursom verschuldigd voor de oude woning over de periode waar-
over de huren voor de oude en de nieuwe woning samenvallen, voor-
zover een en ander in het belang van de dienst is;