129
2e Afd.
30 november 1962.
e. een bedrag- voor alle andere uit de verhuizing direkt voortvloeiende
kosten ter grootte van een in het tweede lid aangegeven percentage
van de wedde van belanghebbende op de dag waarop de nieuwe
woning kan worden betrokken.
2. Het in het eerste lid, onder e, bedoelde percentage bedraagt, indien de
eigen huishouding naar de nieuwe woning wordt overgebracht; in geval
van verplaatsing: 10, met een minimum van 500,
in geval van indiensttreding: ten hoogste 10, met'een minimum van
f 500,
in geval van verplaatsing binnen drie jaren na de verhuizing als ge-
volg van verplaatsing of indiensttreding dan wel na eerste inrichting"
12, met een minimum van f 600,
3. Indien belanghebbende zijn eigen huishouding niet naar de nieuwe wo-
ning laat overbrengen wordt in de regel geen andere vergoeding ver-
leend dan die bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d. In bijzondere
omstandigheden kan een vergoeding in de kosten, bedoeld in het eerste
lid, onder c en e, worden verleend met dien verstande, dat deze ver-
goedmg met meer bedraagt dan vier procent van de wedde, bedoeld
in het eerste lid onder e.
4. Voor een belanghebbende, die op de datum van verplaatsing of in-
diensttreding geen eigen huishouding voert is het gestelde in het derde
lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.
1. Voor een belanghebbende, die op de oude woonplaats in een woonschip
of woonwagen is gehuisvest en zulks op de nieuwe woonplaats voortzet
bestaat, in afwijking van artikel 4, eerste lid, de verhuiskostenvergoe-
ding uit:
a. een bedrag voor de noodzakelijk gemaakte reis- en zonodig over-
nachtingskosten voor het regelen van de ligplaats van het woon-
schip of de standplaats van de woonwagen in de nieuwe woonplaats
door belanghebbende voor ten hoogste één reis;
b. een bedrag voor de kosten verbonden aan het vervoer van de be-
langhebbende en zijn gezinsleden, zomede van inwonend dienstper-
soneel naar het woonschip of de woonwagen in de nieuwe woon-
plaats en zonodig voor overnachtingskosten;
c. een bedrag voor de kosten verband houdende met het vervoer van
het woonschip of de woonwagen;
d- een bedrag voor de kosten van eventuele aansluiting op de water-
leiding, de gasleiding en het elektrische net en van hernieuwde aan-
sluiting op het telefoon- en draadomroepnet;
e. een bedrag voor eventuele ombouwkosten van elektrische appara-
ten en gastoestellen, voorzover deze kosten noodzakelijk zijn als
gevolg van een verschillend voltage, resp. van een verschillend soort
gas in de oude en in de nieuwe lig- of standplaats.
2. De verhuiskostenvergoeding, bedoeld in het vorige lid zal niet te boven
gaan het bedrag aan transportkosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid
onder b, voor het vervoer van een inboedel van 20 nH van de oude naar
de nieuwe woonplaats, vermeerderd met 10 procent van de wedde van
belanghebbende op de dag van aankomst van het woonschip of de woon-
wagen in de nieuwe woonplaats.