129
2e Afd.
30 november 1962.
6. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van dit artikel
nadere voorschriften vaststellen.
Artikel 8.
1. Aan een ongehuwde belanghebbende, die bij de gemeente in dienst is
getreden, en die, ook naar het oordeel van burgemeester en wethouders
er niet in kan slagen in de gemeente een geschikt pension te vinden'
kan een vergoeding van reiskosten worden verleend. Indien in de ge-
meente echter wel een geschikt pension is te vinden, kan deze ver-
goeding van reiskosten in zeer bijzondere gevallen vervangen worden
door een tegemoetkoming in de pensionkosten. Deze tegemoetkoming
bedraagt ten hoogste 90 van de door betrokkene betaalde pension-
kosten voor^over deze niet uitgaan boven de door burgemeester en
wethouders redelijk geoordeelde pensionprijzen.
2. Aan een ongehuwde belanghebbende, die bij de gemeente in dienst
getreden îs en verplicht is in de gemeente een pension te nemen omdat
hij met in de gelegenheid is tussen de gemeente en de woonplaats van
het gezm, waartoe hij behoort, heen en weer te reizen, kunnen burge-
meester en wethouders, indien hij niet ouder is dan 23 jaar, onvermin-
derd het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid, eenmaal in
maand reiskosten vergoeden naar en van de woonplaats van het
gezin, waarvan hij deel uitmaakt.
Artikel 9.
1. De in deze verordening bedoelde tegemoetkoming in de reiskosten
ongeacht of daarbij gebruik is gemaakt van een openbaar of eigen
middel van vervoer, wordt door burgemeester en wethouders verleend
volgens de werkelijk gemaakte kosten met dien verstande, dat de kos-
ten verbonden aan het gebruik van openbare middelen van vervoer niet
zullen worden overschreden. Onder reiskosten worden mede begrepen
yosten van lokaal vervoer in de vorm van tram- of buskosten of
kosten voor njwielstalling met dien verstande, dat in de gevallen be-
doeld m de artikelen 7, eerste en derde lid, en 8, de kosten van lokaal
vervoer în de gemeente niet worden verleend.
2. De yergoeding voor overnachtingskosten, bedoeld in de artikelen 4
eerste hd, onder a, en 5, eerste lid, onder a en b, wordt door burge-
meester en wethouders verleend tot een bedrag, hetwelk naar hun oor-
deel als redelijk kan worden aangemerkt.
3. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van dit artikel na-
dere voorschriften vaststellen.
Artikel 10.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen, voorzover nodig
m afwijking van de in deze verordening gestelde regelen, in individuele
gevallen, waarin deze regelen naar hun oordeel niet of niet naar redeliik-
heid voorzien. J
Artikel 11.
vanTmHrtri962ng W°rdt geacht in werkin£ te ziJn getreden met ingang
JîeÎTï?gang va1 die datum vervalt het verplaatsingskostenbesluit vast-
gesteld bij raads^sluit van 29 juli 1948 no. 72.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van 30 november 1962.
De ssoretaris,
De siwretaris,
De voorzitter,