13 december 1962.
269
ten geraakt en één daarvan is spreker wel uit het hart gegrepen n.l. de
kwestie van de grondprijzen. Bij voorgaande gelegenheden is al eens
over de prijzenpolitiek van het grondbedrijf gesproken. Spreker hoopt
daar te gelegener tijd nog eens met de heer Pliester in te kunnen duiken.
Spreker is niet van mening, dat hier bouwrijpe grond te goedkoop ver-
kocht wordt. Nog altijd wordt een behoorlijke prijs bedongen ongeacht wie
het betreft. Spreker gelooft dus, dat wij in deze niet op een verkeerd pad
zijn.
Spreker is het niet eens met de mening van de heer Pliester inzake de
portefeuilleverdeling van de wethouders. Ook de burgemeester wil spre-
ker daar iets over zeggen. Het gaat in deze kwestie niet over de motieven
die burgemeester en wethouders tot deze verdeling geleid hebben, maar
over de wijze waarop het is geschied. De voorzitter hoeft daar verder niet
op in te gaan, dat kan spreker niet schelen, maar het is goed dat genoteerd
wordt, dat deze gang van zaken de K.V.P. en de P.v.d.A. toch niet heeft
bevredigd.
Spreker wil nog even teruggrijpen op hetgeen de heer Pliester heeft
gezegd over de verhouding van het nationale inkomen en het gemeen-
schappelijk bezit van alle burgers. Spreker mag hem er toch wel op wij-
zen, dat men met cijfers een heleboel dingen kan doen. Spreker gelooft
toch, dat bij de cijfers die de heer Pliester heeft genoemd, de waardever-
mindering van onze munt te weinig in aanmerking is genomen en dat de
verschuiving van het bezit naar institutionele instellingen in zich geen
ongewenst symptoom is.
De heer Corver heeft gezegd: „die Verhoeven praat nu wel leuk maar
ik geloof dat hij de wenselijkheid van reserves toch eigeniijk wel inziet".
Hij heeft zoëven ook per interruptie gezegd: ,,Verhoeven is het met die
reserve toch wel eens." Spreker zegt, wel degelijk te kennen te hebben
gegeven, dat een kleine reserve gewenst is om tegenvallers op te vangen.
Spreker heeft toch tot zijn genoegen bemerkt, dat de heer Corver er van
teruggekomen is om nog eens het bij voorgaande gelegenheden genoemde
bedrag van f 2.000.000 als streefgetal voor reserve aan te houden. Spreker
is tegen het expres aansturen op overschotten. Laat men de huidige be-
woners van Heemstede geven wat er overschiet en laat men niet al te
pessimistisch zijn ten opzichte van de toekomst. Spreker gelooft dat hij
daar gelijk in zal krijgen. Hij wil er nog op wijzen, dat hier jaren achter-
een over alle mogelijke tekorten en dreigende dingen is gesproken. In ver-
band daarmede wil spreker nog even in herinnering brengen, dat als ge-
volg daarvan de belastingen zijn verhoogd. Als men op dit ogenblik daar-
over zou moeten oordelen, zou men daartoe zeker niet overgaan. In de
jaren dat we hier zogenaamd na aan een subjectieve uitkering uit het
gemeentefonds toe waren, zijn bepaalde meevallertjes waarvan men wist,
dat ze boven ons hoofd hingen, niet geactiveerd. Nu kan het zijn, dat het
op dat ogenblik niet mogelijk was de omvang daarvan te ramen, maar
spreker gelooft niet, dat we er zo beroerd aan toe zijn geweest als de raad
toen is voorgeschoteld. Met de heer Corver is spreker het eens, dat de stij-
ging van de inkomsten en de stijging van de uitgaven op een gegeven
moment misschien niet congruent lopen. Dit laat zich niet te voren ra-
men, maar als men de saldi van die twee dingen neemt gelooft spreker
toch niet, dat de gemeente er zo erg slecht voorstaat. Het gaat niet over
de kapitaalsuitgaven als zodanig die in de toekomst gedaan moeten wor-
den, maar om de gevolgen van de kapitaalsuitgaven voor de gewone dienst.
Spreker gelooft, dat die toch nog tot in de verre toekomst zullen kunnen
worden gedragen. Daarom ziet spreker het nut van heel grote reserves op
het ogenblik nog steeds niet in. Misschien dat wij ook nog eens een keer-
tje in de nieuwe zwemvijver kunnen zwemmen, maar dat weegt niet op
tegen al het zwemmen wat in de toekomst zal gebeuren. Ons nageslacht
moet dat dan maar eerlijk betalen zoals ook wij hebben moeten betalen