13 december 1962.
277
niet over gesproken heeft, maar het vorenstaande heeft hij in elk geval
wêl 2fGZ6£fd.
Waar de V V D.er voor strijdt, dat de openbare school geen partijschool
wordt zal zij de P.v.d.A. naast zich vinden. Dit had volgens spreker op een
anderé wijze in het verkiezingspamflet gezegd kunnen worden. De wijze
waarop het gezegd is, vindt spreker impertinent. De tekst luidt: „Daarbij
willen wij voorkomen, dat de openbare school beheerst wordt door onder-
wiiskrachten die hun plaats misbruiken om in alle toonaarden hun politie-
ke gezindheid te propageren." Wil de heer Rutgers nu eens hardop zeggen
waar hij toen aan gedacht heeft
Spreker meent, dat hij en zijn partij in de afgelopen jaren zeer con-
structief werk hebben geleverd. Hier is geen sprake van likken uitdelen.
Spreker is het met de heer Van Wijk eens, dat de ruimte er moetzijn om
af en toe eens de dingen te zeggen die gezegd moeten worden. Wat men
een jaar opzout moet er eens uit en als het er dan uit is, dan schlusz.
De heer Pliester heeft gesproken over de belastingen. Daar zou spreker
ook nog een heel betoog over kunnen houden. De gemeenten dringen gere-
geld aan op het invoeren van de woonplaatsbelasting. Spreker zou willen
vragen, waarom zij dat doen. De heer Van Leeuwen heeft in een în de
Tweedé Kamer gehouden rede gezegd, „dat er geen enkele reden îs de
binnenlandse staatsschuld naar beneden te brengen. Eenmaal mgekapseld
in de economie is het maar beter het volume van de oude schuld op peil te
houden." Dat betekent dus: ga de belastingen niet verlagen maar houdt
ze op peil. -
Spreker zou graag nog een babbeltje willen maken over de doorbraak,
maar dan zegt men waarschijnlijk, dat hij een verkiezingsrede houdt în
plaats van algemene beschouwingen.
Mr. Pliester voelt de tijd enigszins dringen, waarom hij zich zal beper-
ken. Morgen komt er nog wel gelegenheid om op diverse punten terug te
Spreker heeft, gelijk andere jaren, met zeer veel belangstelling naar de
economische beschouwingen van de heer Verhoeven geluisterd en ook
naar zijn mening* over de verhouding nationaal inkomen en nationaal bezit
van de burgers. Omdat spreker het niet voor 100 met hem eens is, is het
verleidelijk deze punten nader te bespreken, maar spreker zal dat met
doen omdat zij op het ogenblik buiten de orde zijn.
Spreker is voorstander van het vormen van reserve, want zolang de
gemeente kredietwaardig is, kan zij geld krijgen. Spreker voelt eigenlijk
in de woorden van de heer Verhoeven doorklinken, dat, wanneer er wer-
kelijk blijvende overschotten zijn, hij voor belastingverlaging is en voor
verlaging van de tarieven. Hij wil voor de tarieven een heel nieuwe opzet.
Spreker meent, dat het elektriciteitscontract met Haarlem in 1967 af-
loopt. Op het ogenblik is die kwestie dus nog niet opportuun. Natuurlijk
moet die zaak dan opnieuw worden bekeken.
Door de heren Verhoeven, Rutgers en Verkouw is het een en ander ge-
zegd over de portefeuilleverdeling van de wethouders, waarbij dan wordt
gesproken over belangrijke en minder belangrijke portefeuilles die aan
grote of minder grote partijen zijn toegevallen. Spreker heeft eigenlijk
niets toe te voegen aan hetgeen hij daarover in eerste instantie heeft ge-
zegd. De verdeling van de portefeuilles is een zaak van burgemeester en
wethouders. Evenals voor de heer Rutgers was ook voor spreker de verde-
ling van de portefeuilles, zoals zij is uitgevallen, een verrassing. Spreker
wil nôg eens onderstrepen, dat alle wethouders in het college over belang-
rijke zaken de andere portefeuilles betreffende, meespreken en men daar
toch vooral niet aan moet verbinden voor de buitenwereld kan het zo
lijken dat de ene wethouder belangrijker zou zijn dan de andere. Zij
zijn allemaal even belangrijk.
Spreker kan het niet eens zijn met wat de heren Verhoeven en Lorver