13 december 1962.
237
toe zijn overgegaan om zulke monumentale bureaux aan te schaffen? Ik
geloof het niet als we allemaal eerlijk zijn.
Ik wilde nog nu we toch op Heemsteeds terrein zijn aangeland en voor
ik het beleid van het college in de afgelopen periode ga bespreken, mits-
gaders mijn opmerkingen over de begroting zelve, enige woorden zeggen
over de „reserve" die we hebben. Dit alleen, omdat ik meen, dat enkelen
onzer daar naar mijn mening toch een foutief inzicht in hebben.
De gemeenteadministratie is in wezen een kasadministratie. Ze is ver-
deeld in uitgaven en ontvangsten, die we in het normale leven exploitatie-
uitgaven noemen en die betrekking hebben op 1 jaar. Die posten noemen
we in de termen van de gemeenteadministratie ,,gewone" uitgaven en
ontvangsten. De gemeente moet natuurlijk ook uitgaven doen, die op
meerdere jaren betrekking hebben, zij moet bijvoorbeeld een gebouw zet-
ten of een rioolwaterzuiveringsinstallatie maken. Die uitgaven noemen
we ,,kapitaalsuitgaven". Ze worden behandeld in een afzonderlijk deel van
de begroting. In het gewone leven zouden we die posten actiefposten op
onze balans noemen en we zouden er ieder jaar voor de nieuwe balans een
klein stukje afschrijving van aftrekken, welk stukje we ten laste van onze
verlies- en winstrekening mogen brengen.
Een gemeente heeft in principe geen eigen kapitaal en nu moet ze voor
die kapitaalsuitgaven dus een lening sluiten. In principe is in de gemeen-
teadministratie aflossing van die lening gelijk aan de afschrijving op het
daarvoor gekochte actief. Wat gebeurt er nu eigenlijk in de gewone dienst,
in de exploitatiekosten dus. We boeken aan de uitgavenzijde van ons kas-
boek, als uitgave dus, een bedrag gelijk aan de afschrijving. In werkelijk-
heid gaat er daardoor geen geld uit onze kas en daarom boeken we die
duiten weer als ontvangst van de kapitaaldienst, terwijl we als we de le-
ning voor een deel aflossen, dat als uitgave van de kapitaaldienst boeken
en de zaak zit dus rond.
Men zou kunnen zeggen, waar blijkt uit de begroting nu de rest schuld
en waar zit nu die gedeeltelijk afgeschreven machine of dat gedeeltelijk
afgeschreven gebouw. Welnu, die treft men eigenlijk in de gemeentebe-
groting niet aan. Een gemeente heeft geen balans. Wel worden er op ver-
zoek van de leden van deze raad staten gemaakt, die we een gemeente-
balans noemen, maar in het kader van de gemeenteadministratie passen
die staten eigenlijk niet. Wel staat getrouwelijk in de gemeentebegroting
aan het eind een staat van schulden, maar de gemeentelijke eigendommen
vindt men overigens nergens. Stel er is aan het eind van het jaar van een
post,die we ais uitgave gevoteerd hebben, een deel niet uitgegeven, dan is
dat automatisch een overschot, want we hebben aan de ontvangstenzijde
precies ontvangen, wat we ontvangen moesten. Het omgekeerde kan ook
voorkomen.
Het bedrag wat men in de begroting vindt als reserve is dus een meng-
sel van werkelijke overschotten en overlopende posten, het is voor een
deel een ,,saldireserve". Natuurlijk zit er een deel echte overschotten in,
dingen die we niet meer behoeven uit te geven.
Nu zou men mij ook nog kunnen vragen: ,,maar wat gebeurt er nu met
de gelden, die we echt overgehouden hebben. Staat dat op de bank of heb-
ben ze ergens in het raadhuis een oude kous hangen (in de brandkast na-
tuurlijk) waar ze die duiten in opbergen." Het antwoord luidt: Natuurlijk
is er een saldo, maar de gemeente is wel zo wijs om niet met bankreke-
ningen van millioenen te zitten en frisop geld te lenen voor nieuwe dingen,
als ze zelf de duiten in handen heeft. Dat betekent dus, dat de gelden van
die reserve voor een groot deel al ergens in belegd zijn. Vergeet buitendien
niet, dat het tempo, waarin de duiten binnenkomen dikwijls belangrijk
afwijkt van het tempo, waarin salarissen en lonen moeten worden betaald
of uitgaven moeten worden gedaan. Daar dienen ook de credieten voor,die
de gemeente mag opnemen bij de Bank voor Nederl. Gemeenten en bij