13 december 1962. 239 Ik begrijp die gedachte best, maar ik beweer dat we in een tijd van voortgezette inflatie leven. Dat brengt vanzelf grotere inkomsten mee, als we, zoals thans, uit de centrale kas een wat groter deeltje terugkrijgen van wat ook onze ingezetenen in die centrale kas deponeren. Inflatie bete- kent niet grotere rijkdom, maar het betekent wel grotere opbrengsten (ondanks alle remmende invloeden om het prijspeil te handhaven (volgen- de week is het brood 2 3 cts. duurder, mag ik U dat even in herinnering brengen?) en het betekent ook grotere winsten en hogere lonen, maar ook grotere winsten en dus groter inkomsten bij de centrale kas omdat men daar de gulden is gulden theorie blijft handhaven en in elk geval de inkomstenbelasting en de personele belasting, de eerste meer dan de laats- te, progressie kennen, waarbij van een hoger inkomen hogere belasting wordt geheven. AIs de centrale kas meer inkomsten krijgt, dan regent het ginds, maar het drupt ook in Heemstede. M.a.w. ik voorzie stijgende inkomsten, niet over de hele linie maar wel over dat wat we uit de centrale kas krijgen. In de situatie waarin we nu verkeren zal, naar mijn smaak, die inkomsten- bron bij gelijkblijvende verdeelsleutel sneller stijgen dan de uitgaven die wij moeten doen. Ik ben dus niet zo somber als Uw college. Ik ben er van overtuigd geraakt. Natuurlijk zullen er ups en downs zijn en die moeten we opvangen (en die kunnen we (zelfs al boeken we geen sou bij de bestaande reserve) op- vangen) maar over de gehele linie ben ik er van overtuigd dat het ,,spaar intijds en je hebt in nood" voor een gemeente en zeker een gemeente als Heemstede, die nog in de verste verte niet aan een ,,subjectieve uitkering uit het gemeentefonds" toe is (om een geijkte uitdrukking uit vervlogen jaren te bezigen toen we o, zo beangst waren, zonder reden overigens) niet opgaat. We zullen naar mijn vaste mening voorshands met overschot- ten in de gewone dienst blijven werken als we die niet gaan besteden Ik ben dus in deze tijd van inflatie tegen het kweken van die overschot- ten en ik wil die overschotten (met enige reserve uit voorzichtigheid ove- rigens) aan de huidige bewoners van Heemstede ten goede doen komen. Dat kan, niet door meer uitgaven te doen, doch door geringere inkomsten, waarmede ik met name de tarieven van de gemeentebedrijven bedoel. Ik ben, voor elektriciteit in het bijzonder, voor gedifferentieerde tarieven ook voor de middenstand en ik geloof niet in absolute kostprijzen van elektriciteit waarbeneden we niet zouden mogen verkopen. Ik heb niet de illusie, dat deze begroting niet zal worden aangenomen zoals ze daar ligt. We kennen dat van vele vorige jaren: behoudens een kleinigheid zal er in deze begroting wel weer niet veel veranderd worden. Ik herhaal dus al- leen, wat ik in de begrotingsvergaderingen van voorgaande jaren zeker van 1952 af, elk jaar weer dienaangaande gezegd heb, waarbij ik één fac- tor niet uit het oog wil blijven verliezen en dat is de omstandigheid, dat we een contract met Haarlem hebben. Ik houd me er van overtuigd, dat, indien het mogelijk ware om buiten Haarlem om elektriciteit van het PEN te betrekken, dit zeker aan vele van onze ingezetenen ten goede zou komen. Zij zullen dan tegen goedkopere en tegen veel gedifferentieerder tarieven van het PEN kunnen betrekken dan nu het geval is. Waarom zouden we zetbaas van Haarlem blijven? Het zou mij natuurlijk interesseren te weten of ons hele leidingnet zou kunnen worden overgenomen en ons gehele administratieve apparaat zou kunnen overgaan naar het PEN. Ik besef heel goed, dat we dan de over- schotten op het elektriciteitsbedrijf zouden prijsgeven, maar ik meen, dat dit met alle ruimten en overschotten in de rest van onze begroting wel mogelijk zou zijn, ook in de toekomst. Dat dit voor allerhande uitgaven, die we nu mede uit dat overigens gedaalde elektriciteits-overschot finan- cieren, geen desastreuze invloed zou hebben, is eveneens mijn mening. We kunnen zoals de zaken er nu voorstaan alle uitgaven, die we nu doen blij-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1962 | | pagina 9