152
2e afd.
14 december 1962.
BEGROTINGEN 1963.
Aan de Raad,
Wij bieden Uw Raad hierbij ter vaststelling aan de ontwerp-begroting
van inkomsten en uitgaven der gemeente benevens de ontwerp-begrotingen
voor de bedrijven en diensten der gemeente voor het jaar 1963.
Ook dit jaar is het ons mogelijk gebleken deze aanbieding zo tijdig te
doen plaats vinden, dat de behandeling der begrotingen door Uw College nog
vöôr het jaar waarop zij betrekking hebben, haar beslag zal kunnen krijgen.
Het streven zal er op gericht zijn de raadsvergadering, waarin de vaststel-
ling zal geschieden, nog in de eerste helft van december te doen houden.
Na de beschouwingen, welke wij in de geleidenota bij de begrotingen voor
1962 aan de gevolgen van de inwerkingtreding van de Financiële Verhou-
dingswet 1960 voor de financiële positie onzer gemeente hebben gewijd en
welke gevolgen voor het eerst in die begroting tot uitdrukking kwamen,
zal het Uw Raad niet verwonderen, dat ook de thans voorliggende begroting
een gunstig beeld vertoont.
De uitkeringen uit het gemeentefonds aan onze gemeente op grond van
deze wet ondergingen in vergelijking met die welke ingevolge de oude re-
geling der financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten werden
ontvangen voor 1960 (het eerste jaar waarvoor de nieuwe wet gold) een
verhoging van rond 1.000.000,Dit voordeel kwam echter niet aanstonds
aan de gemeente ten goede. Op dit bedrag wordt nl. in de uitkeringsjaren
1960, 1961, 1962 en 1963 een limiet-korting toegepast van respectievelijk
4/5, 3/5, 2/5 en 1/5 gedeelte. De inwerkingtreding van de nieuwe wet had
tot gevolg, dat de begroting voor 1962 een batig saldo van 200.000,
vertoende, zulks in tegenstelling tot die over de voorafgaande jaren, waarin
steeds in een min of meer aanzienlijk tekort moest worden voorzien.
Het batig saldo der begroting voor 1963 wordt geraamd op 300.000,
hetgeen dus f 100.000,minder is dan aan de hand van het vorenstaande
verwacht mocht worden. Het verschil wordt dan in feite nog vergroot,
doordat in de begroting 1963 f 52.380,95 vpor onvoorziene uitgaven is gere-
serveerd tegenover f 67.228,20 in 1962. Tegen deze lagere raming voor on-
voorziene uitgaven behoeft geen enkele bedenking te bestaan. Ligt op zich-
zelf een raming van f 2,per inwoner voor onvoorziene uitgaven al zo onge-
veer op het voor dit doel noodzakelijk te achten bedrag, daarnaast bieden
enkele posten aan de inkomstenzijd'e nog wel enige speling, waardoor het
niet al te moeilijk zal vallen in de loop van het begrotingsjaar voor een
aanvulling van de post onvoorziene uitgaven zorg te dragen, indien dit nodig
mocht zijn.
Het hierboven gesignaleerde verschil van f 100.000,15.000,
115.000,ten opzichte van de begroting 1962 kan reeds goeddeels wor-
den toegesehreven aan het bedrag van 75.000,dat wij in de begroting
voor het elektriciteitsbedrijf hebben geraamd voor een verlaging der elek-
triciteitstarieven. Op de factoren, welke, in het bijzonder in de onderwijs-
sector, kostenverhogend hebben gewerkt, komen wij hieronder nog terug.
Wij achten dit uitgavenacres, dat dus in wezen slechts 40.000,bedraagt,
dan ook allerminst abnormaal.
Anderzijds zijn wij van oordeel, dat het overschot van 300.000,een al-
leszins nuttige aanvulling van de beschikbare gemeentelijke reserves bete-
kent, welke met inbegrip van deze aanvulling, een bedrag van in totaal
rond 1.400.000,zullen gaan belopen. Dit bedrag dient echter voor een
gemeente als de onze als bescheiden te worden gekwalificeerd.
Daarnaast menen wij, dat een enigermate ruime speling in de begroting
voor de komende jaren gewenst is in verband met de belangrijke investe-
ringen, die in de naaste toekomst zullen moeten worden gedaan voor o.m.
de stichting van nieuwe zwemvijvers, de bouw van een nieuw politiebureau,