300
14 december 1962.
Mevr. van der Meulen antwoordt, dat het hier gedeeltelijk een politie-
maatregel en gedeeltelijk een maatregel van de sportparken betreft. Zij
voelt er alles voor om deze zaak ter hand te nemen en de burgemeester
te verzoeken zijn politiepersoneel op te dragen een schatting te maken van
de rijwielen die niet op een ordelijke plaats staan.
De Voorzitter wil dat graag doen.
Mr. Rutgers lijkt het goed, dat ook maatregelen worden genomen, dat
na een wedstrijd de mensen de stalling vlot kunnen verlaten. Nu is er
maar 1 uitgang, zodat men daar soms heel lang over doet.
Mevr. van der meulen antwoordt, dat ook zal moeten worden nagegaan
of het personeel aanwezig is om 2 uitgangen te bedienen.
Punt 22
De heer Verkouw heeft met veel instemming het antwoord van burge-
meester en wethouders op deze vraag gelezen en hij neemt aan, dat de
raad met hem dit standpunt deelt. Nu burgemeester en wethouders het
voornemen hebben om binnenkort met een voorstel te komen om alsnog
tot verhoging van deze pensioenen over te gaan, iijkt het spreker, dat hij
daaruit mag concluderen, dat het college van het goed recht der betrok-
kenen overtuigd is. Wanneer dat zo is, dan is er z.i. alle aanleiding de
vraag te stellen om aan het voorstel terugwerkende kracht te verlenen. In
het antwoord zit toch min of meer, dat burgemeester en wethouders toe-
geven, dat de bestaande mogelijkheid hun is ontgaan en dat zij op dit punt
in gebreke zijn gebleven. Hoewel het geen wettelijke verplichting is,
lijkt het spreker toch een morele verplichting.
Wethouder Corver is dankbaar voor de waardering van de heer Verkouw
voor het standpunt van burgemeester en wethouders, maar spreker kan
het niet eens zijn met de mening van de heer Verkouw, dat, als men zo'n
besluit neemt, daarmede wordt erkend, dat men vroeger verkeerd heeft
gedaan. Er kan een moment komen, dat men meent dat hier nu iets aan
gedaan moet worden, maar of daar nu onmiddellijk het gevolg van moet
zijn, dat men daaraan terugwerkende kracht moet verlenen, dat gelooft
spreker niet. Burgemeester en wethouders staan nu op het standpunt,
dat hier iets aan gedaan moet worden en met ingang van een bepaalde
datum zal dat gebeuren. Dat wil dus niet zonder meer zeggen, dat de mo-
gelijkheid van terugwerkende kracht niet zal worden bezien, maar spreker
dacht, dat het niet in het besluit lag opgesloten.
De heer Verkouw wijst op het laatste wetsontwerp van de minister van
binnenlandse zaken. Dat is nog geen wet, maar de minister heeft toch al
jaren geleden aan de gemeentebesturen, aan de colleges van gedeputeer-
de staten en de ministers verzocht, te doen alsof dit wetsontwerp reeds in
werking was getreden op 1 april 1960. Dus als het college straks tot indie-
ning van het voorstel overgaat, is er volgens spreker alle aanleiding om
op dit punt te volgen en dat men dus niet zegt, dat de verhoging zal in-
gaan per 1 april 1963 of 1964.
Wethouder Corver gelooft, dat het niet helemaal juist is uitgedrukt om
ten aanzien van dit komende voorstel te zeggen, dat burgemeester en
wethouders tot nu toe in gebreke zijn gebleven. Spreker meende, dat bur-
gemeester en wethouders moesten overwegen, wat aan de hand van de lan-
delijke richtlijnen daaraan kan worden gedaan.
De heer Verkouw wijst er op, dat de gemeente op dit punt toch een uit-
zondering is. Spreker kan het niet anders zien dan een in gebreke blijven.