316 14 december 1962. betreuren wanneer er maar enige vertraging ontstond met betrekking tot de bouw van woningwetwoningen. Burgemeester en wethouders geven toe, dat zij ten aanzien van de grond waarop dergelijke woningen zijn ge- sticht, de laatste jaren bijna in moeilijkheden waren gekomen. Zij mogen nu echter aannemen, dat zij de dans net zullen ontspringen en dat er dus gebouwd zal kunnen worden. Ook in het college is met betrekking tot de grond die beschikbaar is voor woningwetbouw op een gegeven ogen- blik wel het woord griezelig gebruikt, maar burgemeester en wethouders geloven toch, dat de aansluiting niet wordt gemist en dat deze aansluiting is bereikt met het uitbreidingsplan Glip II, dat thans ter goedkeuring ligt bij de daartoe aangewezen instanties. Er zal streng op gelet moeten wor- den, dat er geen dag verloren gaat wanneer eenmaal de mogelijkheid tot bouwen bestaat. Het college is dan ook stellig van plan om in dit op- zicht geen enkele vertraging te doen ontstaan bij het bestekklaar maken, het vinden van een aannemer, enz., opdat inderdaad vöör een nieuw vorst- verlet zal kunnen worden gebouwd al zou de winter nog vroeger invallen dan dit jaar het geval is geweest. Het wil spreker voorkomen, dat het bouwrijp maken van de grond het goedkoopste in eens zal kunnen plaats vinden. Dan zullen zowel woning- wetwoningen als premiewoningen gebouwd kunnen worden, maar wanneer aan de woningwetbouw een zekere prioriteit moet worden verleend, zâl dat ook moeten gebeuren. Spreker gelooft niet, dat de heer Zegwaart zich op dit punt ernstig ongerust behoeft te maken. Het een sluit het ander niet uit, integendeel, het is logisch dat alles gelijktijdig gebeurt. Spreker gelooft niet, dat er andere grond buiten het plan Glip II voor woningwetbouw beschikbaar is, althans hij ziet die mogelijkheid op dit ogenblik niet en dat moet duidelijk gesteld worden. Maar er is ook rede- lijkerwijze geen enkele grond om aan te nemen, dat de goedkeuring aan plan Glip II zal worden onthouden. De heer Brandsma vindt dat nogmaals een griezelige zaak, want we leven hier dus volkomen op hoop van zegen. Het komt spreker onbegrijpe- lijk voor waar men toch mag aannemen dat er jaarlijks een contingent woningwetwoningen te verwachten is dat de mogelijkheid bestaat, dat daarvoor niet tijdig bouwrijpe grond beschikbaar is. Spreker noemt dit een eigenaardig beleid om het niet anders te zeggen. Wethouder Mr. van Wijk waardeert de bezorgdheid van de heer Brands- ma. Waar dat dan ook bereikt zal moeten worden, zal, met een contingent woningwetwoningen in de hand, toch bij elke instantie de bereidheid wor- den gevonden het bouwen van deze woningen mogelijk te maken. Het zou dwaasheid zijn als de papierlawine zo groot werd, dat dit niet zou ge- beuren.Dat moet spreker nog overkomen. De Voorzitter gelooft dat de heer Brandsma zich te grote zorgen maakt. Punt 48 Ir. Frets zegt, dat burgemeester en wethouders in hun antwoord schrijven, dat een bevolkingsprognose heeft aangetoond, etc. Spreker vraagt of deze prognose nog goed is, want hij meent gelezen te hebben, dat deze prognose al 10 jaar oud is. Wethouder Mr. van Wijk antwoordt, dat voor zover hem bekend, de prognose geen 10 jaar oud is, maar steeds wordt aangepast aan de ont- wikkeling die we meemaken. Er is 10 jaar geleden ook wel een prognose gemaakt, die tot op heden wel min of meer bewaarheid blijkt te zijn. De heer Frets zal met spreker van oordeel zijn, dat in elke prognose toch wel een groot deel speculatie zit. Dat hebben we al in velerlei opzicht ge- zien o.a. met betrekking tot de Randstad Holland en het wonen in deze

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1962 | | pagina 34